Photographer:Fotograaf: Loraine Bodewes
Marjan van Ooij (wordt 16 maart 65)
Medewerker Studium Generale
Getrouwd met André, samen drie zoons: Flip (34), Pim (32), Bas (30), en een kleindochter: Tess (1)
Woont in Maastricht
Eindelijk met pensioen. Ze zeggen dat je ervan moet genieten. Belachelijk. Alsof je voor je pensioen – ik vertrek per 1 maart - niet zou hebben genoten. Ik in ieder geval wel, anders was ik niet 18 jaar en twee maanden bij Studium Generale gebleven. Eind maart vertrekken we voor een vakantie naar Chicago. Daar werkt onze zoon Pim, sinds zijn promotie afgelopen najaar, bij een onderzoeksinstituut op het gebied van MRI. De UM is de afgelopen twintig jaar veranderd. Ik denk dat veel leuke dingen die ik nog mee heb gemaakt niet meer kunnen. Te duur. Voorbeeld? Het jubileumfestival dat SG voor het 25-jarig jubileum van de UM organiseerde. Dat was toch een topper, een week lang een soort Parade in de tuin van de Tongersestraat 53. Het geheim van SG? Jeetje. [Denkt na.] Wij zijn een klein bureautje, intiem, met heel creatieve mensen die ook nog eens oog hebben voor de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen. Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd. Het is helemaal waar dat ik te hard lach. [Ze schatert het uit.] Ik krijg daar veel opmerkingen over, nooit negatief. Ik ben optimistisch van aard, lach graag. Heb er ook vaak reden toe bij SG. Bij ons wordt af en toe gedanst, geknuffeld en soms ook gevochten. De kampeermatjes liggen in de kelder. Kom nou zeg, wij gaan niet meer op matjes liggen, we zijn wat ouder, wat krakkemikkiger en hebben behoefte aan meer luxe. Wij gaan met de caravan op vakantie en slapen op lekkere matrassen. Ik ben verlimburgst. Nee, dat geloof ik niet. Ik ben geboren in Arnhem en verhuisde op mijn tiende naar Utrecht. Je blijft toch een Hollandse. Maar we hebben ons wel aangepast. We vierden altijd carnaval met de kinderen. André en ik zijn lid van zaate herremenie De Dreuvige. Een vrouw van een arts (André is orthopedisch chirurg) is nooit ziek. Klopt. André zegt altijd: dat gaat van zelf wel weer over. Ik ben net zo’n goede violist als André Rieu. [Schatert.] Nee, dat zou ik niet willen beweren. Maar ik geniet enorm van het universiteitsorkest. Onlangs speelden we samen met het universiteitskoor het requiem van Mozart. Geweldig. Muziek is onderdeel van ons leven. Ik heb André – hij speelt klarinet – leren kennen in een orkest in Utrecht. Nu spelen we samen in het universiteitsorkest en zingen we in het kamerkoor Quartna. Samen musiceren is geluk, genieten. Ik heb honderd kookboeken. Honderd niet, maar ik heb er veel. En nu wil je natuurlijk weten of ik er iets mee doe. Ja, met feesten en partijen zoeken we gerechten op. Ja, we. André kookt de feestelijke dinertjes, ik zorg voor de dagelijkse pot. Ik lust alles, vind alles lekker. Wat ligt er op je nachtkastje? Alleen een wekker. Geen boek. Veel te lastig met die leesbril als je in slaap valt. Ik sta liever voor de klas. Nee, niet meer. Ik heb zes jaar met veel plezier voor de klas gestaan, in wat nu groep vijf heet. Maar nu, zo hoor ik van vriendinnen, heb je als leerkracht te maken met zoveel administratieve rompslomp. Het is voor hen een reden om eerder te stoppen. Ik ben een goede SG-medewerker want … Moet ik mezelf nu op de borst gaan kloppen? In het laatste boekje van SG schrijft Jacques (Reiners, hoofd SG, red.): Marjan van Ooij doet troonsafstand. Als ps staat er: Je bent Beatrix toch nog even voor. In dat stukje noemt hij me punctueel, correct, met helikopterview, aanspreekpunt, plezierige omgang met gastsprekers. Marjan van Ooij in drie karaktertrekken: Optimistisch, draait er niet om heen en laat duidelijk zien of ze het ergens mee eens is. Ik kan niets verbloemen. Welke zoon lijkt het meeste op jou? De oudste, zowel uiterlijk als innerlijk. Hij heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel, is heel serieus (heb ik minder), maar laat geen feestje schieten. Mijn man ergert zich aan mij als ik … Hij is heel tolerant en makkelijk. Hij ergert zich niet zo snel. Belangrijkste jeugdherinnering. Ik kom uit een warm, harmonisch gezin. Alles was nog eenvoudig. Ik weet nog dat we onze eerste auto kregen, een Volkswagen Kever, de trots van mijn vader. Ik zat graag in de kattenbak. We gingen toen ook voor het eerst naar het buitenland op vakantie, naar de Ardennen in een pensionnetje. Ik vond het heel spannend en leuk. Grootste verdriet. [Denkt na.] Dat is toch het gemis van mijn ouders, het ouderlijk huis dat wegvalt. Mijn vader stierf in 1994, mijn moeder vijf jaar later. Het is normaal, maar toch. Nu is onze generatie aan de beurt. Een keer per jaar hebben we zussendag. Nee, mijn zus en ik zien elkaar regelmatig en we bellen vaak genoeg. Ik ben thuis de baas over de afstandsbediening. Nee, ik geef niets om televisie. Ik kijk naar het Journaal en soms Pauw en Witteman. Ik ben een krantenlezer – De Limburger, Medisch Contact, Arts en Auto en al het andere dat hier binnenvalt - ik ben altijd bang dat ik iets mis. Dat heb ik van mijn vader, die las ook dagelijks een paar kranten en las veel tijdschriften. Ik lees geen damesbladen, heb ik geen tijd voor. Ik heb een hekel aan mensen die … Zeuren. Wees duidelijk. Voor ik dood ga wil ik zeker nog … New York zien. Al weet ik zeker dat ik er doodmoe vandaan kom, ik wil musea bezoeken, door de stad slenteren. Favoriete automerk? Wij rijden Volvo, een cross country. Vinden we prima, dus waarom zou je veranderen. Ik geef meeste geld uit aan … Ik geef niet zo veel geld uit, ben best zuinig. Maar zie ik echt iets leuks in een kledingzaak hangen – en dat komt niet vaak voor – dan let ik niet op de prijs.