Waartoe is de universiteit op aarde? Die vraag wordt deze week gesteld op het KNAW-congres Science in transition. Gespreksstof is het recente manifest van vijf hoogleraren die pleiten voor een fundamentele herbezinning op de organisatie van onderzoek en onderwijs (www.scienceintransition.nl). NRC Handelsblad kwalificeerde hen als ‘rebellen’ die een ‘dolgedraaide wetenschap’ aan de orde stellen. Zo erg is het niet, maar hun pleidooi verdient wel alle aandacht en past wonderwel bij de noodkreet die onlangs ook de voorpagina van The Economist sierde: How science goes wrong. Een greep uit wat volgens het manifest in de afgelopen twee decennia is mis gelopen: de stortvloed aan wetenschappelijke publicaties van niet altijd hoge kwaliteit en zonder maatschappelijke waarde, de pervertering van onderwijs- en onderzoekvisitaties, de neiging om kwaliteit alleen af te meten aan citaties en impactfactoren, teveel promovendi zonder ambitie in de wetenschap, met name bij geneeskunde, een nadruk op scoren op korte termijn (salamiwetenschap), de weinig transparante wijze van verdeling van onderzoeksgeld, een verslechtering van de kwaliteit van afgestudeerden, een vertekend beeld van wetenschap bij het grote publiek, dat nog altijd zou geloven dat onderzoek een belangeloze speurtocht naar absolute zekerheden is. Bent u er nog? Het manifest gaat nog even door. Afzonderlijk is geen van deze klachten nieuw. Evenmin zijn zij onomstreden. Zo ben ik zelf geneigd te denken dat veel van de geschetste fenomenen eenvoudigweg een neveneffect zijn van een positieve ontwikkeling (we hebben systemen voor meting van kwaliteit, er is hoger onderwijs voor velen, er zijn bronnen voor externe onderzoekfinanciering, etc.). Het glas kan ook halfvol zijn.
Waarmee het manifest wél overtuigt – en de reden waarom het terecht grote aandacht krijgt – is met de boodschap dat de universiteit zichzelf opnieuw moet uitvinden. Dat gebeurde eerder rond 1800 dankzij Humboldt, rond 1900 met de introductie van de bètavakken en rond 1970 met hoger onderwijs voor velen. Dat pleit, ook in Maastricht, voor een debat in de universitaire gemeenschap over de toekomst. Ik noem een paar thema’s. Hoe alle studenten van de UM óók een brede opleiding te bieden die de fragmentatie van kennis doorbreekt: door gemeenschappelijke vakken in het eerste jaar? Hoe fundamenteel en risicovol onderzoek blijvend te financieren en te organiseren? Door een regelmatig wisselende pool van onderzoekers die universiteitsbreed worden geselecteerd voor een Maastricht Institute for Advanced Studies? Eén ding is zeker: de academische gemeenschap is aan zet.
Jan Smits, hoogleraar Europees Privaatrecht