Veel academici kampen met ‘beroepszeer’. De oorzaak is de systematische aantasting van hun beroepseer. Zo ben ik teleurgesteld in mijn liefde voor de wetenschap. Voor mij staat vast dat de wetenschap bij kan dragen aan het Ware, het Schone en het Goede. De wijze waarop het academische onderwijs en onderzoek echter vorm wordt gegeven, is fnuikend voor de waarheidsvinding, leidt tot lelijkheid (vreselijke logo’s, stupide slogans als ‘leading in learning’) en bevordert moreel verwerpelijk gedrag (fraude, exorbitante declaraties, te hoge salarissen voor bestuurders, uitbuiting van collega’s).
De belangrijkste reden voor dit euvel is de opkomst van het ‘academisch kapitalisme’. Onder academisch kapitalisme versta ik het verschijnsel dat universiteiten worden bestuurd als bedrijven en wetenschappelijke kennis wordt gezien als een waar die tegen een zo goed mogelijke prijs moet worden verkocht. De visieloze Wetenschapsvisie 2025. Keuzes voor de toekomst ademt de geest van het academisch kapitalisme. Het woord ‘bedrijfsleven’ wordt daarin vier keer zo vaak genoemd dan het woord ‘maatschappij’.
Het academisch kapitalisme wordt geconsolideerd door de ‘postdemocratische habitus’ van veel politici, universitair bestuurders en collega’s. Ze ontkennen het belang van Voice en Vote. Zo gooiden collega’s afgelopen jaar top-down een cursus van mij uit het curriculum zonder dat ik werd gehoord, laat staan dat ik enige invloed had op de besluitvorming. Ik vertel dit, omdat dit ook anderen is overkomen. Democratie houdt in dat mensen invloed kunnen uitoefenen op besluiten die derden nemen en een grote impact hebben op hun leven. Op grond van deze basale maatstaf voor democratie heeft minister Ritzen met de invoering van de MUB in de jaren negentig van de universiteit een autocratische instelling gemaakt. Sindsdien heeft de universiteitsraad weinig invloed op de besluiten van het college van bestuur. Het beperkte adviesrecht van de u-raad is nog geen substantieel instemmingsrecht.
Ondersteund door de MUB en de postdemocratische habitus heeft het academisch kapitalisme desastreuze gevolgen voor het onderwijs en onderzoek. Ten eerste dreigen disciplines die niet veel profijt brengen, te verdwijnen. Het vereenzelvigen van de maatschappelijke waarde van wetenschap met haar economische waarde is een teken van intellectuele armoede. Zelfs een van de bazen van NWO, Jos Engelen, vindt dat wetenschappelijke kennis het bruto nationaal product (BNP) ten goede moet komen. Onlangs hield hij jonge onderzoekers voor dat degenen die denken dat er nog andere waarden met hun onderzoek gediend zijn dan de stijging van het BNP, naïef zijn.
Ten tweede ondermijnt het academisch kapitalisme een van de belangrijkste voorwaarden voor innovatie: methodisch en theoretisch pluralisme. Wetenschappers moeten zich nu houden aan vooral Angelsaksische normen, waardoor er minder ruimte is voor andere intellectuele geluiden. Kennissocioloog Richard Münch laat op grond van empirisch onderzoek zien dat zodoende de concurrentie tussen verschillende methoden en theorieën wordt verkleind en daarmee de innovatie ondermijnd. In plaats daarvan krijg je meer van hetzelfde. Het is opmerkelijk dat studenten de School of Business and Economics erop moest wijzen dat daar vooral mainstream economie wordt gedoceerd.
Ten derde leidt het academisch kapitalisme tot een deprofessionalisering van de academische staf. Voor veel wetenschappers geldt dat ze een roeping volgen, die zich kenmerkt door een fascinatie voor het vak dat ze uitoefenen en de bijzondere resultaten die daarvan te verwachten zijn. De wetenschap leeft van de toewijding waarmee ze zich storten op onderzoek en het onderwijs. Het probleem is echter dat hun toewijding wordt ondergraven door politici en universitair bestuurders die hen alleen maar beschouwen als uitvoerders van hun directieven. Welke diensten een professional aanbiedt, wordt niet primair bepaald door wat bijvoorbeeld een klant, patiënt of student wil, maar door wat de professional op grond van zijn kennis vaardigheden en ervaring goed acht. Een professional moet daarvoor de ruimte hebben om naar eigen inzicht te handelen. Bureaucratisering en ‘hiërarchisering’ hebben ertoe bijgedragen dat deze ruimte aan universiteiten steeds kleiner is geworden. Deze deprofessionalisering tast de beroepseer aan.
Ten vierde is het academisch kapitalisme desastreus voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor jonge mensen uit de lagere klassen. Uit onderzoek in de Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië blijkt dat de mogelijkheden voor jonge mensen uit deze klassen om bij gebleken talent toegang te krijgen tot het hoger onderwijs niet groot zijn. Omdat daar in Nederland niet systematisch onderzoek wordt verricht, staat dit probleem van ongelijke kansen niet op de politieke agenda.
René Gabriëls, docent bij de faculteit cultuur- en maatschappijwetenschappen