Het einde van het tweede paarse kabinet staat velen nog in het geheugen gegrift. Het kabinet viel vlak voor de eindstreep over Srebrenica. In dezelfde tijd werd Pim Fortuyn vermoord en haalde zijn LPF bij de verkiezingen 26 zetels uit het niets. De ‘puinhopen van Paars’ werd een populaire kreet en de paarse partijen (PvdA, VVD en D66) leden enorme verliezen. “Ik vond dat einde niet per se onrechtvaardig, maar vooral niet representatief voor de hele periode. Ik wilde laten zien wat er nog meer is”, zegt Klaartje Peters, bijzonder hoogleraar lokaal en regionaal bestuur. Haar boek Een doodgewoon kabinet – Acht jaar Paars 1994-2002 kwam donderdag uit.
Puur toeval is het, dat een paar weken geleden Andere Tijden een tweedelig premiersportret uitzond van Wim Kok, minister-president tijdens beide paarse kabinetten. “Ik had geen idee dat men daarmee bezig was”, zegt Peters. “Maar ik vond het heel leuk. Het zit mijn boek niet in de weg. De interesse in het onderwerp is erdoor opgeleefd en ik heb nu bewegende beelden om mijn verhaal te illustreren wanneer ik een presentatie geef.”
Peters begon zes jaar geleden aan Een doodgewoon kabinet vanuit een persoonlijke wens. “Ik wilde graag leuke gesprekken voeren. Met mensen naar wie je uitkijkt om ze te spreken. Dit was een mooi excuus om al die oud-bewindslieden te interviewen. Daarbij was het in zekere zin nu of nooit. Toen ik aan het boek begon leefde iedereen nog, inclusief Els Borst (D66) en Hans Dijkstal (VVD). Alleen Hans van Mierlo (D66) heb ik niet meer kunnen spreken. De afspraak is afgezegd toen hij ziek werd.”
Ook heeft ze zelf een band met de paarse periode. Tijdens Paars II werkte Peters als ambtelijk secretaris van de D66-fractie in de Tweede Kamer. “Ik schrijf dat duidelijk in het voorwoord, het is aan de lezer om te bepalen of ik voldoende afstand tot het onderwerp hou. Persoonlijke betrokkenheid bij mijn werk is voor mij belangrijk. Ik denk dat het ook voordelen heeft. Ik snap hoe de Tweede Kamer werkt, hoe politici functioneren. Dat heb ik ruim drie jaar met open mond mogen aanschouwen.” Open mond? “Het is een eigen wereld, een bubbel. De politieke partijen zijn als concurrerende bedrijven die veel geheimen voor elkaar hebben, maar wel in hetzelfde gebouw werken. Als je vertrouwelijke stukken ging kopiëren, moest je altijd opletten.”
Peters liet zich drijven door de vraag: hoe paars was Paars eigenlijk? Toen het eerste paarse kabinet aantrad waren de verwachtingen hooggespannen. De sociaaldemocraten (PvdA) en liberalen (VVD) zouden voor het eerst in veertig jaar samen regeren. En zonder een confessionele partij(die zich baseert op een bepaalde godsdienstige geloofsleer, zoals het CDA), iets wat sinds 1918 niet meer was voorgekomen. Maar hoeveel verschil maakte het dat het CDA, dat volgens velen vernieuwing tegenhield, niet meedeed? “Niet zo heel veel, eigenlijk”, zegt Peters. De kabinetten zouden zaken als de euthanasiewetgeving, het homohuwelijk en de winkeltijdenverruiming (winkels open op zondag) realiseren, maar “een beetje tegen heug en meug. Kok vond dat hij in ’94 andere dingen aan zijn hoofd had. De werkeloosheid was hoog en het ging niet goed met de economie. Ik denk dat we met z’n allen ambities op Paars plakten die de politici zelf niet hadden. Het land zou veranderen, het politieke bestel zou op de schop gaan – dat hebben de meeste paarse nooit zo gezegd.” Kok en VVD-leider Frits Bolkenstein deden er juist alles aan om het enthousiasme te temperen. Peters haalt in haar boek de woorden van Kok aan bij het aantreden van het kabinet in 1994: ‘Dit wordt een gewoon kabinet, dat op gewone, maar kordate wijze de problemen van vandaag gaat aanpakken. Als u dat paars wilt noemen, dan vind ik dat best.’
De enige die altijd publiekelijk – en al ver vóór 1994 – heeft gepleit voor een kabinet met links en rechts was D66-leider Hans van Mierlo. Vooraanstaande PvdA- en VVD-leden kwamen weliswaar al sinds de jaren 70 samen met D66-ers bij elkaar in het Haagse hotel Des Indes om een eventuele samenwerking te bespreken, maar echt schot zat daar nooit in. Peters stuitte op notulen van geheime bijeenkomsten van PvdA en VVD bij VVD’er Hans Dijkstal thuis, in de aanloop naar de verkiezingen in ’94. “Toen ik mensen die erbij aanwezig waren geweest daarover sprak, bleven ze allemaal heel diplomatiek. Het waren puur verkennende bijeenkomsten geweest, er was niets concreets besproken. Maar in de notulen – die in het persoonlijke archief van Dijkstal zaten – lees je dat ze deals hadden gesloten. En dat D66 er bewust buiten werd gehouden.” Niet alleen werden de sociaal-liberalen, die het op dat moment erg goed deden in de peilingen, niet gevraagd, de andere twee partijen bespraken hoe ze hen konden remmen. “De PvdA vroeg dan de VVD om D66 de duimschroeven aan te draaien in het debat. D66 heeft zich in die jaren buitengesloten en gebagatelliseerd gevoeld. De notulen bevestigen dat.”
Opvallend is dat D66 vier jaar later, na de verkiezingen in 1998, toch weer werd gevraagd deel te nemen aan de regering, terwijl PvdA en VVD genoeg stemmen hadden gekregen om met z’n tweeën een meerderheid te vormen. “Tijdens Lubbers III, het laatste kabinet voor Paars, had D66 het heel goed gedaan in de oppositie”, zegt Peters. “Vooral de PvdA wist dat nog goed, het had hun veel stemmen gekost. Dat wilde men voorkomen. Ze dachten: beter gemarginaliseerd erbij, dan opbloeiend in de oppositie. Of zoals Bolkenstein het zei: ‘It is probably better to have them inside the tent pissing out, than outside the tent pissing in.’ Dat is volgens mij de kern van de zaak.”
Peters plaatst haar boek in de traditie van de parlementaire geschiedschrijving. “Het is wetenschappelijk, maar niet sociaalwetenschappelijk, in de zin dat ik deze periode als een casus heb gebruikt om een theorie te toetsen. Het raakt aan de onderzoeksjournalistiek, is voor een breed publiek geschreven, maar heeft wel zevenhonderd voetnoten. Daar heb ik nog over geruzied met de uitgever; ‘Jeetje Klaartje, moet dat nou echt?’ Ja, dat moet.”