Het is weer zo ver: de UM buigt zich over een nieuw strategisch programma. Net als aan alle andere Nederlandse universiteiten wordt eens in de vijf jaar veel tijd en energie gestoken in het formuleren van een nieuwe missie en doelstellingen. Het gaat hier om de vraag waartoe de Universiteit Maastricht op aarde is, een levensvraag van dezelfde orde als die mij bij een sollicitatie ooit werd gesteld: “Meneer Smits, wie is u?” Nu weet ik niet of u de strategische plannen van de Nederlandse universiteiten wel eens naast elkaar heeft gelegd, maar wie dat doet vindt daarin wel heel veel van hetzelfde. En men slaat niet onmiddellijk steil achterover van de gemaakte keuzes. Volgens het plan 2012-2016 van onze eigen UM zijn wij niet alleen een aantrekkelijke werkgever, maar ook geïnspireerd door kwaliteit, student-gericht, internationaal én verankerd in de regio, innovatief, academisch excellent en maatschappelijk relevant. Naar verluidt gaan we in het nieuwe programma 2016-2020 aan ‘community building’ en ‘employability’ doen, waarbij de universiteit ‘leef- en werkbaar’ blijft. Noem mij een universiteit die zich hier niet in kan vinden.
Voor mij bestaat een strategie niet uit gemeenplaatsen, maar uit het maken van keuzes voor een langere termijn dan vijf jaar, gebaseerd op een heldere toekomstvisie. Om dat geen rituele dans te laten zijn is verbeeldingskracht nodig. Zo publiceerde de Times Higher Education afgelopen december inspirerende bijdragen over de vraag hoe het hoger onderwijs er in 2030 uit ziet. Een bonte verzameling opvattingen passeerde de revue. Zo meent de een dat tegen die tijd zo veel werk (inclusief onderwijs) door robots en devices zal worden verricht dat aan universiteiten geen behoefte meer bestaat. De ander voorspelt eerherstel voor het hoorcollege om de aandachtspanne van onze bloggende, twitterende en whatsappende studenten te verlengen. De volgende meent dat de traditionele scheiding tussen vakgebieden geheel verdwenen zal zijn, terwijl de vierde uitlegt dat nieuwe technologie niet alleen zal leiden tot universiteiten die op grote schaal over de landsgrenzen samenwerken, maar ook tot een internationale ranking van studenten. Die ongekende transparantie zal de arbeidsmarkt ingrijpend veranderen. Mijn punt is niet dat ons eigen strategisch programma moet speculeren over de toekomst, maar deze ontwikkelingen zelf kan sturen. Kunnen we afspreken dat het nieuwe programma van de UM échte strategische keuzes maakt, voor minstens de komende vijftien jaar geldt en clichés weet te vermijden?
Jan Smits, hoogleraar Europees Privaatrecht