Geen schaamte, wel onbehagen
“Het Nederlandse volk weer aan de macht!”, twitterde Geert Wilders op de dag dat Donald Trump werd geïnaugureerd als president van de Verenigde Staten. “Wat wil het volk? Niet veel goeds, dat is zeker”, dichtte Gerard Reve dertig jaar eerder. Ik moest aan beide uitspraken denken toen Observant mij vroeg of ik mij schaam om deel uit te maken van de elite. Door een schromelijk gebrek aan zelfreflectie had ik mij zelf nooit als deel van welke elite dan ook beschouwd, maar Observant heeft natuurlijk gelijk. In de visie van populistische politici behoor ik, net als de meeste lezers van deze column, tot de maatschappelijke groep die het land moet teruggeven aan zijn rechtmatige eigenaar. Het is de groep van de mondige, hoogopgeleide, multiculturele, stedelijke, werkende en goddeloze kosmopolieten. Dat ik wel eens luister naar Dries Roelvink (Oehhh!!! roept heel Oranje) en Hank Williams Jr. (Country Boys Can Survive) doet daar vast weinig aan af.
Dus schaam ik mij de ogen uit het hoofd? Enerzijds niet. Ik geloof – hoe ouderwets – in het meritocratische idee dat wie woekert met zijn talenten zich daar niet voor hoeft te schamen. Daarbij mag het uiteraard niets uitmaken op welk terrein die talenten liggen: de putjesschepper en de hoogleraar verdienen evenveel respect zolang ze maar hun uiterste best doen om er wat van te maken.
Anderzijds heb ik gemakkelijk praten en zijn het juist marktwerking en meritocratie die hebben bijgedragen aan een maatschappij van winnaars en verliezers. Velen hebben het vertrouwen in de gevestigde orde (en hun politici) dan ook verloren. Mijn reactie daarop is niet dezelfde als van Wim Kok, die na de grote verkiezingsoverwinning van Pim Fortuyn in 2002 de onverdraagbaar arrogante uitspraak deed dat de kiezer de weg kwijt was. Kan de kiezer de weg ooit kwijt zijn? Zijn de Britse bevolking en de Amerikaanse kiezer de weg kwijt? Die benadering lijkt onder de ‘elite’ helaas nog steeds opgeld te doen. Misschien heeft ook onze universiteit lang te veel alleen de loftrompet gestoken over Europeanisering en globalisering en zich te weinig rekenschap gegeven van de daaraan verbonden nadelige effecten. Wat mij betreft: geen college over de WTO zonder aandacht voor Naomi Klein, geen onderwijsgroep over Europese integratie zonder aandacht voor wie daar niet van profiteert. Wat resteert is geen gevoel van schaamte, wel van onbehagen.
Jan Smits, hoogleraar Europees privaatrecht
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bevoorrecht zijn
Ik kreeg geen vraag voorgelegd, maar een stelling: ‘Ik schaam mij dat ik bij de elite hoor.’ Desalniettemin moest ik er lang over nadenken: behoor ik tot de elite? Ik behoor niet tot de elite in de klassieke politicologische of sociologische zin, als de groep mensen die het voor het zeggen heeft in een samenleving. Maar als je de elite definieert als de bevoorrechte klasse, dan hoor ik er wel degelijk bij. Ik schaam me er niet voor, maar ik zie het wel. Bevoorrecht omdat ik met gemak door school en universitaire studie rolde en ook nog mocht promoveren. In het leraarsgezin waarin ik opgroeide stond het belang van leren en opleiding altijd buiten kijf en daar heb ik van geprofiteerd. Het betekent dat ik nu mijn brood verdien met lezen, schrijven en doceren, dat is zonder meer een voorrecht. Het betekent ook dat ik vind dat we in Nederland serieus veel meer moeten investeren in goed onderwijs. Het is dé manier voor mensen om verder te komen in het leven, om tot de elite te gaan behoren zo je wilt; het is het ultieme emancipatie-instrument.
De laatste tijd ben ik me bewust van nog een andere reden waarom ik bevoorrecht ben. Als blanke, autochtone Nederlander heb ik het een stuk gemakkelijker dan landgenoten die dat niet zijn. Tot voor kort zag ik dat minder. Misschien heb je, als je jong bent, minder oog voor dat soort structurele mechanismen, vertrouw je meer op individuele kwaliteiten en denk je dat je alles kunt bereiken als je maar je best doet. Of misschien moest de discussie over de gelijkwaardigheid van alle Nederlanders eerst op scherp worden gezet – beter gezegd uit de hand lopen – voordat ik wakker werd. Maar ik realiseer me steeds beter dat sommige mensen veel meer moeten overwinnen dan anderen om iets te bereiken in ons land. Ik zie beter dan voorheen dat het gezelschap waarin ik verkeer, binnen en buiten de universiteit, vaak zo eenzijdig is samengesteld, en hoe gewoon ik dat vind. Of vond. Dit soort voorrecht is niet zomaar recht te trekken met meer investeringen of beter beleid. Je bewust zijn van het voorrecht, ofwel het onrecht, is hopelijk een begin.
Klaartje Peters, hoogleraar lokaal en regionaal bestuur