Teveel onthouden is ook niet goed
“Alles onthouden is net zo erg als niets onthouden.” Dat zei William James, een van de belangrijkste psychologen in de Amerikaanse geschiedenis, al in 1890. Hij wordt aangehaald door Tom Smeets, universitair hoofddocent aan de faculteit psychologie en neurowetenschap die een PAS-lezing geeft over stress en het geheugen.
“Ons geheugen kent gewicht toe aan zaken, het selecteert wat we wel en niet onthouden. Als we bijvoorbeeld onze vinger aan het fornuis verbranden, dan treedt er stress op met alle lichamelijke gevolgen van dien: de hartslag gaat omhoog, de adrenaline stijgt, net als het stresshormoon cortisol. Dat zorgt ervoor dat we deze herinnering goed opslaan en in het vervolg oppassen als we in de buurt van een heet fornuis komen.”
Kortstondige stress is meestal goed voor een mens, legt Smeets uit. “Het gaat fout als de stress langdurig is, denk aan gedoe op het werk. Dan kunnen mensen een burn-out krijgen. Kwetsbare mensen kunnen ook door kortstondige stress schade oplopen en PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis) ontwikkelen. De gebeurtenis wordt dan centraal in het geheugen opgenomen, wij zeggen dan dat het geheugenspoor heel sterk is, waardoor er nachtmerries ontstaan en spontane flashbacks.”
Er zijn verschillende therapieën voorhanden: cognitieve gedragstherapie, EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing of een herinnering ophalen in combinatie met een afleidende handeling waardoor de emoties rondom de herinnering aan het trauma vervagen) en tot een stofje toedienen dat de herinnering vervaagt. “Dat laatste is nog niet op de markt. De eerste klinische trials vinden nu plaats.” Zelf onderzoekt Smeets, die voor een sabbatical in Leuven zit, nu de rol van het geheugen op gewoontegedrag als roken en drinken.
Hoe uniek is Vincent van Gogh?
Kan een machine kunst maken? Een provocerende vraag, grinnikt Jerry Spanakis, universitair docent aan het department Data Science and Knowledge Enginering, als de titel van zijn lezing ter sprake komt. Dat kunstmatige intelligentie niet meer is weg te denken uit films - denk aan de special effects of 3D – weten we, maar kan een computer ook een schilderij á la Vincent van Gogh maken? Leert de machine genoeg over harmonie, compositie en esthetiek? Sterker nog: kan hij het unieke van Van Gogh boven water krijgen? Met behulp van beeldend kunstenaar Marie van Vollenhoven, die ervan uitgaat dat alles, dus ook creativiteit voorkomt uit logica, probeert Spanakis met zijn collega’s dit te achterhalen. Er zijn al schilderijen door computers gemaakt en dat blijken geen amateurwerkjes. “Uit een onderzoek dat mensen schilderijen van kunstenaars en computers liet zien - een aangepaste versie van de zogenoemde Turing Test -, blijkt dat ze niet weten wie wat heeft gemaakt.”
Alles is uiteindelijk mogelijk, denkt Spanakis, als het wetenschappers lukt om (“high level tasks”) zaken als emoties en morele overwegingen in te voeren en vervolgens al die taken met elkaar te verbinden. “Nu hebben we zelfrijdende auto’s. Die kunnen alleen zelf rijden, meer niet. Mensen combineren duizenden taken, van makkelijk naar moeilijk en op diverse gebieden.” Hij wil maar zeggen: het duurt nog even voor we zover zijn.
Zweepslagen voor een verkeerd antwoord op een som
Ze is van huis uit filosoof maar inmiddels promovenda bij de rechtenfaculteit. “Ik ben zo’n wereldverbeteraar, ik wil via mijn onderzoek naar kinderrechten een bijdrage leveren aan een betere wereld”, vertelt Marieke Hopman die tijdens Festival PAS zal praten over kinderrechten. Hoe je de wet bekijkt door de ogen van het kind. “Als je begint bij het kind, als je dat goed en op een vreedzame manier opvoedt, dan zijn de wereldproblemen in het ideale geval in een generatie opgelost.”
Hopman deed, met het kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties in het achterhoofd, onderzoek in onder andere Nederland en de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) en bereidt nu een bezoek in het Turkse deel van Cyprus voor (“Ik ben geld bij elkaar aan het schrapen via crowd funding”). In tegenstelling tot beleidsmakers, politici en collega-wetenschappers die veelal alleen volwassenen interviewen, praat Hopman als eerste met de kinderen; die gesprekken zijn het uitgangspunt. “De Nederlandse overheid heeft een groot onderzoek naar thuisonderwijs laten uitvoeren. Hiervoor hebben ze alleen ouders geïnterviewd. Die kwamen met positieve antwoorden: het thuisonderwijs gaat goed, kinderen hebben voldoende vriendjes. Ik hoorde iets anders van de kinderen. Die voelen zich vaker eenzaam en buitengesloten, al was het maar omdat ze geen antwoord hebben als hen gevraagd wordt op welke school en in welke klas ze zitten. Ze hebben vaak minder vriendjes en als ze op latere leeftijd wel naar een school gaan, kost dat moeite. Ze kennen de sociale regels in een groep niet.”
Hopmans bevindingen blijven niet in een kast liggen, maar komen terecht bij ouders en beleidsmakers. Ook de resultaten van het onderzoek naar het onderwijs in CAR (een gevaarlijk land volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken, er geldt code rood: alle reizen worden ontraden) is mede bedoeld voor NGO’s en de docenten aldaar. De situatie daar is dramatisch, aldus Hopman, en onvergelijkbaar met die in Nederland. “Ik schrijf nu een rapport in een toegankelijke taal met de resultaten en mogelijke oplossingen. Ik hoop zo een dialoog te starten.” Bijvoorbeeld over de zweepslagen die kinderen krijgen als ze het juiste antwoord op een som niet weten. Dat is de regel in de klas. Een praktijk die haaks staat op het kinderrechtenverdrag dat (onder andere) vertelt dat ieder kind recht op onderwijs, in een geweldloze omgeving en in de eigen taal.
Meer weten: www.kinderrechtenonderzoek.nl