Zondag waren we op een communiefeest. Gewone, keurige mensen. Zij hotelreceptioniste, hij vorkheftruckchauffeur. Twee kinderen van 13 en 10. Het meisje had lang op haar communie moeten wachten, want in mei kon het niet. Dit weekend had de kerk uitgekozen om het door te laten gaan. Maar hoe organiseer je zo’n feestje, in deze tijd? De ouders hadden de dag ingedeeld in slots van twee uur. In ieder slot mochten zes volwassenen komen en daar werd strikt de hand aan gehouden. Statafeltjes hielden de groepjes apart. Wij hadden het geluk dat we van vijf tot zeven mochten komen, zodat we frieten kregen. Natuurlijk kozen de ouders voor deze oplossing, want niemand wil op zijn geweten hebben per ongeluk een superspreading event te hebben georganiseerd met mogelijk iemand uit de vriendenkring die uiteindelijk stikt op de intensive care.
Niemand? De minister van justitie ziet dat heel anders. Die organiseert, geheel voor zijn eigen genot, met voorbedachten rade en in koelen bloede een feestje met tientallen gasten waar de hele meute op een kluitje staat te kuchen en te zoenen. Hij laat zich aan niets en niemand iets gelegen liggen, al helemaal niet aan die God waarin hij beweert te geloven. En daarna zien we hem snikkend door het stof van de Tweede Kamer kruipen om zijn baantje te redden.
Studenten vragen wel eens wat ik van deze minister vind. Het antwoord is al jaren dat er na zijn vertrek van de universiteit geen zinnig woord meer uit is gekomen. In de eerste week van zijn ministerschap besloot hij al miljoenen uit te trekken om Astrid Holleeder te beschermen, het beste voorbeeld van culpa in causa dat we tot onze beschikking hebben. En meer dan al zijn voorgangers heeft hij maar één middel tegen alle kwalen: meer strafbare feiten en hogere straffen. Soms helpt dat (als we mensen bijvoorbeeld willen afhouden van het organiseren van coronafeestjes), maar over het algemeen richt dat meer schade aan dan dat het goed doet.
Dit weekend nog werden we weer getrakteerd op zo’n plannetje van deze minister. Wie ambts- en gezagsdragers beledigt, moet zwaarder worden gestraft. Typisch weer zo’n geval waarin het strafrecht weinig uitricht. Deze minister begrijpt nergens iets van. Hij is een belediging voor het ambt en verdient dus, al zegt hij het zelf, de zwaarste straf.
Fokke Fernhout, universitair hoofddocent aan de rechtenfaculteit