Wat mis je het meest tijdens corona? Grote groepen vrienden over de vloer. Ik organiseer graag informele etentjes en spelletjesavonden. Ik maak vrij gemakkelijk vrienden, meestal zijn er wel een paar mensen met wie het klikt als ik ergens nieuw ben. Ik woon sinds april in Groningen en ik heb hier ook alweer een klein groepje verzameld. Nee, geen mensen van de middelbare school. Ik ben vlakbij Groningen opgegroeid, maar deels omdat ik op mijn zestiende al van school ben gegaan, zijn die vriendschappen verwaterd. Ik heb de laatste twee jaar van het vwo in Wales gedaan. Daar had ik over gelezen in de Cosmo Girl, haha. Helemaal geen blad voor mij, maar mijn moeder werkt in een boekhandel en soms zat ik daar na school door de tijdschriften te bladeren. Daarna ben ik naar Maastricht gegaan om aan het University College te studeren, dus ik ben nu pas voor het eerst echt terug.
Ik ben verslaafd aan… buiten zijn. Als ik binnen moet blijven, word ik echt ongelukkig. Ik roei, wandel, mijn nieuwe fiets is net bezorgd. Het is er een voor fietsvakanties, met knoppen waaraan je tassen kunt hangen. Dat heb ik de afgelopen drie jaar gedaan en het is geweldig. Je bent de hele dag lekker bezig, kunt goed om je heen kijken. In mijn onderzoek kijk ik hoe er in het strafrecht naar verslaving wordt gekeken en wat daar de gevolgen van zijn. Ik promoveer bij de rechtenfaculteit, maar ik ben zelf psycholoog. In het strafrecht zie je soms de visie nu dat verslaving een keus is, en daarmee zou je verantwoordelijk zijn voor de gevolgen. Door neurowetenschappelijk onderzoek weten we dat een verslaving iets met je hersenen doet, dat je je gedrag niet altijd volledig onder controle kunt houden. De vraag is natuurlijk: kon je dat ook niet tijdens het delict of was dit gedrag een bewuste keuze? Dat kunnen we niet zien. In hoeverre is deze nieuwe informatie relevant voor het strafrecht? Verandert het de visie van officieren van justitie en rechters? Hoe vertaalt het zich naar het recht? Dat onderzoek ik.
Laatste boek? De cirkel van Dave Eggers. Het was niet super, maar wel vermakelijk. Als kind was ik altijd aan het lezen. Ik ben erfelijk belast door mijn moeder (boekhandel) en mijn vader die van origine bibliothecaris is. Ze kennen elkaar ook uit hun studietijd. De laatste jaren lees ik minder. Mijn goede voornemen is om mijn telefoon vaker weg te leggen en een boek op te pakken. Als ik er eenmaal in zit, lees ik het ook zo uit.
Ik wil hoogleraar worden. Ja, uiteindelijk wel. Ik voel me thuis in de academie. Ik ben nieuwsgierig, wil altijd meer te weten komen. Ik ben creatief, niet met verf of knutselen, maar met ideeën. Ik kan verschillende manieren bedenken om een onderzoek op te zetten, om iets te meten, om de vraag te formuleren. Het contact met studenten vind ik ook leuk, als ik hen kan prikkelen, vooral als ze het niet zo interessant vinden. Het zou gaaf zijn als ik dit alles ooit als prof kan doen.
Mijn broers en ik zijn heel hecht. Nee, helemaal niet. We zien elkaar een keer per jaar met Kerst en misschien nog eens bij een familiefeest. Ik mis dat ook niet, ik dacht lang dat het heel normaal was om zo weinig contact te hebben, totdat ik merkte dat dat bij andere gezinnen anders is. Er is geen ruzie, we hebben er gewoon allemaal niet zo’n behoefte aan. Vroeger trokken we ook niet met elkaar op, we hadden onze eigen vriendjes en vriendinnetjes. Misschien verandert dat als we zelf gezinnen krijgen. Ik merk dat, nu ze allebei een vaste vriendin hebben, er wat meer wordt geappt in de familieapp.
Er gaat niets boven Groningen. Ja, ik ben trots op de regio. Het kale landschap, de gure wind, de Waddeneilanden, al horen die natuurlijk eigenlijk bij Friesland. Het was voor veel mensen een verrassing dat ik terugkwam, ook een beetje voor mezelf. Het geeft me een gevoel van geborgenheid en verbondenheid waar ik eerder niet zo’n behoefte aan had. Ik ben aan het begin van de coronacrisis verhuisd. Mijn vriend woonde hier al, en we hadden al gepland dat ik in mijn laatste promotiejaar zou verhuizen. Maar toen het onderwijs online ging, dacht ik: waarom niet nu? Zo was ik ook dichter bij mijn ouders, ik vond het geen fijn idee dat ik niet naar ze toe zou kunnen gaan als het openbaar vervoer niet zou rijden.
Het moeilijkste aan de liefde. De angst om het kwijt te raken. Dat kan me opeens overvallen. Dan is het zo goed en fijn, wat als dat er niet meer is? Juist omdat het een abstracte gedachte is, kun je het niet zomaar wegredeneren. Er kan altijd iets gebeuren. Ik kan me voorstellen dat het ook zo voelt als je een kind hebt. Dat voor altijd je grootste angst is dat daar iets mee gebeurt.
Hond of kat? Hond. Ik wil er heel graag een, maar ik woon in een appartement midden in de stad. Op een gegeven moment wil ik naar het platteland verhuizen en dan komt er sowieso een hond. Ook een kat trouwens, ik vind alle dieren leuk.
Anna als kind in vijf woorden. Vrolijk, leergierig, actief, gezellig, positief: ik was best een leuk kind denk ik. Mijn vader bracht laatst een oude harde schijf langs met vakantiefoto’s van vroeger. Daar lijk ik nog steeds wel op. Alleen als tiener was ik anders – dat idee had ik tenminste. Ik was onzeker, dacht dat ik sociaal heel ongemakkelijk was. Als ik er nu op terugkijk denk ik: waar baseerde ik dat op? Ik had gewoon vrienden, was een normale puber. Zo zonde.
Ik erger me aan… mensen die reageren op nieuwsberichten. Ik kan me helemaal verliezen in het lezen van de comments op nu.nl, een hele slechte eigenschap. Ik kan me er namelijk enorm over opwinden, vooral als het over strafzaken gaat. Soms denk ik: ‘hoe kán iemand dat echt vinden?’. Af en toe is het ook wel goed: even een reality check, ik zit natuurlijk ook in een bubbel. Maar ik probeer het toch te beperken, ’s avonds kijk ik niet meer.