“We zijn op zoek naar een soort tussenstap tussen de intensive care en de gewone verpleegafdeling”, vertelt Den Ridder. “Op de intensive care wordt de patiënt continu in de gaten gehouden. Om dat te kunnen doen heb je specialistische apparatuur nodig en iemand die weet hoe je de resultaten moet lezen. Op de verpleegafdeling controleren verpleegkundigen om de vier, zes of acht uur – afhankelijk van de afdeling en de patiënt – de hartslag, ademfrequentie en het zuurstofgehalte in het bloed. Als die waarden achteruitgaan, kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een infectie of bloedvergiftiging. Soms belandt een patiënt dan opnieuw in de operatiekamer of alsnog op de IC.”
Uit eerder onderzoek blijkt echter dat de verslechtering minder ‘plotseling’ is dan het op het eerste gezicht lijkt. “In de uren die eraan voorafgaan, is er al een trend zichtbaar in de waarden. Die kun je missen als je alleen om de paar uur meet. Wij hebben apparaten getest die de hartslag, ademhaling en het zuurstofgehalte in de gaten houden. Er gaat een alarm af als de waarden boven of onder een bepaalde grens komen, dus de verpleegkundigen hoeven de apparaten niet constant te monitoren.”
Het gaat om een kastje om de pols voor het zuurstofgehalte en een sticker op de borst voor de hartslag en ademhaling. “Het systeem bleek sneller dan het personeel door te hebben dat de conditie van de patiënt verslechterde. Verpleegkundigen bleven hun controles uitvoeren, om te kijken of het apparaat niet afweek.”
Den Ridder kon alleen een voorlopige analyse van de data doen, het project werd wegens corona vroegtijdig afgebroken. “Maar ik denk wel dat het een verschil kan maken voor de patiënten met een hoog risico – die net een zware operatie achter de rug hebben of heel ziek zijn, maar niet slecht genoeg zijn voor de intensive care. Als je eerder kunt ingrijpen, kun je een verblijf op de IC voorkomen.”
Als het project opnieuw start, hoopt Den Ridder dat hij er weer bij betrokken wordt. “Al is het nog onduidelijk wanneer en of dat kan. Gelukkig kan ik nu ook onderzoek doen. Ik heb een functie waarbij ik 30 procent van mijn tijd aan onderzoek mag besteden. Het onderwerp is nog niet zeker; ik ben pas twee maanden geleden begonnen, hiervoor heb ik een jaar op de spoedeisende hulp gewerkt. Waarschijnlijk wordt het een samenwerking met anesthesie, over pijnbestrijding en sedatie (het verlagen van de staat van het bewustzijn van een patiënt, red.). Ik ben arts geworden om aan het bed van de patiënt te staan, maar ik vind het belangrijk en interessant om ook bij onderzoek betrokken te zijn.”