Komend academisch jaar zullen de werkdruk en het welzijn van medewerkers op allerlei fronten worden aangepakt, blijkt uit de vijftien actiepunten van de Taskforce Sustainable Employability - ingesteld door het college van bestuur - die dezer dagen in de universiteitsraad aan de orde komen. Toch zal het fenomeen werkdruk nooit helemaal verdwijnen, denkt de voorzitter van de Taskforce, prof. Harald Merckelbach: “Het zit in de aard van ons werk, onderzoek en onderwijs gaan altijd gepaard met deadlines en druk.” Bovendien is het een complex probleem, vult prof. Fred Zijlstra aan. Er is niet één factor die voor werkdruk zorgt, het zijn er talloze, vaak verschillend per faculteit, servicecentrum of afdeling. En, net zo belangrijk, benadrukt Zijlstra: het is geen individueel probleem, “van dat idee moeten we af, het zit in het systeem”. Kijk bijvoorbeeld naar de al jaren achterblijvende overheidsfinanciering: de afgelopen dertig jaar zijn de studentenaantallen alleen maar gestegen, terwijl de financiering vanuit de overheid ver achterblijft.
Kortom: het is een proces dat tijd vraagt, vult Merckelbach aan, en “een inspanning van velen”.
Hoge werkdruk
De vijftien actiepunten komen - denk naast bovengenoemde bijvoorbeeld ook aan de invoering van onderwijscarrières (nauw gelieerd aan het project Erkennen en Waarderen), rust en recuperatietijd voor medewerkers en psychologische veiligheid op de werkvloer – niet uit de lucht vallen. Er ging een heel project aan vooraf waar Zijlstra, hoogleraar arbeid- en organisatiepsychologie, samen met collega-wetenschappers en HR-medewerkers, nauw bij betrokken was en nog steeds is.
Het begon met de Duurzame Inzetbaarheidsmonitor, een onderzoek naar het welbevinden waaraan in het najaar van 2018 meer dan 2800 medewerkers (63 procent van het totaal) deelnamen. Belangrijkste uitkomst: de meesten zijn tevreden over hun werk aan de UM, maar de verschillen tussen individuen zijn groot. Werkdruk, leeftijd en de balans tussen werk en privé spelen een grote rol in de mate van tevredenheid. De groep van rond de veertig - in de piek van hun leven, met een carrière én (relatief) kleine kinderen - heeft het zwaarder dan de jongere en oudere collega’s.
Hoe erg is het nu eigenlijk gesteld met die werkdruk? 37 procent van de staf ervaart hem als (zeer) hoog. Opvallend is dat de universitaire docenten er het meest onder gebukt gaan, gevolgd door de promovendi.
Samen met de UM-staf - in achttien zogenoemde actiegerichte reflectiegroepen: totaal 153 medewerkers uit alle geledingen - zocht de taskforce oplossingen voor de werkdruk, én naar mogelijkheden voor meer inclusiviteit en psychologische veiligheid. Het uiteindelijke resultaat: de vijftien actiepunten die nu op tafel liggen.
‘Nee’ zeggen tegen de baas
Zo komt er na de zomer komt een voorstel om de psychologische veiligheid op de werkvloer te bevorderen. “Durf je ‘nee’ tegen je baas te zeggen? Durf je tegen je baas te zeggen dat er iets aan de hand is? Durf je tegen je groep te zeggen dat je bepaalde grapjes niet leuk vindt? Dat je je buitengesloten voelt als ze Nederlands blijven praten terwijl jij die taal nog niet goed beheerst? Daar gaat het om”, zegt Zijlstra. Leiders hebben hierin een belangrijke rol. Zij zullen dan ook op cursus gaan zodat ze meer oog krijgen voor deze problemen en leren hoe ze aan te pakken.
Op adem komen
Een ander punt is de academische kalender waarover een werkgroep zich op dit moment buigt. Merckelbach: “Ons academisch jaar begint vroeg en eindigt laat. Het gaat maar door, mensen hebben geen tijd om op adem te komen. Wij stellen aan de UM hoge eisen aan onszelf en aan onze studenten. Het mag wel een onsje minder. We hoeven niet altijd blokken van zes tot acht weken te draaien, de kwaliteit van het onderwijs holt dan echt niet drastisch achteruit.” En: “Op papier hebben we in de zomer vakantie, maar de hertentamens gaan door, de mails blijven binnenkomen, net als de scripties.” Zijlstra: “Je zult keuzes moeten maken. Als we ervoor kiezen om de maand augustus vrij te plannen, dan is de deadline van de masterthesis 31 juli en wordt die in september nagekeken.”
Mythe van de echte wetenschapper
Merckelbach wijst vervolgens op de “mythe” dat je alleen wetenschapper kunt zijn als je meer dan veertig uur per week werkt. Een discussie die in het begin van dit jaar ook in Observant werd gevoerd. “Dit wordt door jonge mensen als bedreigend ervaren. Hier kan een mentorsysteem, dat al is gestart bij de faculteit psychologie en neurowetenschap, een belangrijke rol spelen. De mentor is niet je baas, maar iemand met wie je geen directe machtsrelatie hebt. Je praat makkelijker met een (relatieve) buitenstaander. Met hem of haar kun je praten over je carrière, de balans werk-privé, en leren prioriteiten stellen. Leren om ‘nee’ te zeggen tegen je baas als je overstelpt wordt met taken.”
Geschrokken
Al laatste kaarten de twee de studentenevaluaties aan, een doorn in het oog van veel tutoren. “Collega’s hebben het gevoel dat ze ‘straf’ krijgen omdat een blok moeilijk is, omdat ze strenge eisen stellen, studenten aanspreken omdat zij hun werk niet hebben gedaan. Ik ben ervan geschrokken hoe vaak dit opdook tijdens de gesprekken in de reflectiegroepen”, zegt Merckelbach. Dit moet echt anders, vinden hij en Zijlstra. Het consumentengedrag van studenten moet aan banden worden gelegd. De evaluaties moeten gaan over de kwaliteit van het blok, in plaats van dat het een afrekening is. Een gedragscode kan daarbij behulpzaam zijn.