Dat blijkt uit cijfers uit het jaarverslag ziekteverzuim 2020. Luc Renierkens, medewerker van extern bedrijf Human Capital Care, presenteerde dat afgelopen woensdag aan de universiteitsraad. De reden voor de daling is hoogstwaarschijnlijk “covid gerelateerd”, meent Renierkens. “Mogelijk is er sprake van onderrapportage: mensen melden zich niet ziek, omdat ze vanwege het virus niet naar het werk hoefden. Een dag niet lekker kon eenvoudiger op een ander moment gecompenseerd worden.” Ook het gegeven dat zieken langer thuis blijven is door corona te verklaren, zegt Renierkens. “Veel zorg werd uitgesteld en mensen moesten daardoor langer op een behandeling wachten.”
Opvallend is dat het wetenschappelijk personeel zich veel minder vaak ziek meldt dan het ondersteunend en beheerspersoneel: ongeveer drie keer minder. Ook zijn er onder de wp’ers veel meer mensen die – buiten hun verlof om – geen werkdag hebben gemist: 79 procent tegenover 55 procent bij de obp’ers. Die laatste cijfers zijn vreemd, vindt U-raadslid namens het wp Mark Govers. “Je zou hogere cijfers verwachten bij het wetenschappelijk personeel, omdat de werkdruk door het online onderwijs in het afgelopen jaar enorm is toegenomen. Dat heeft een impact op de mentale gezondheid. Er lijken twee realiteiten te bestaan.” Renierkens: “De gemiddelde werknemer had het afgelopen jaar meer vrijheid om hun werktijden zelf in te delen, misschien heeft dat voor meer mentale rust gezorgd?”
Verder valt op dat het ziekteverzuim bij de servicecentra het hoogst is. De ICT’ers gaan op kop met 4,7 procent. Dat betekent dat er op een gemiddelde dag in 2020 4,7 procent van het aantal uren niet gewerkt wordt door ziekte. De universiteitsbibliotheek is met 2,6 procent het enige servicecentrum onder het UM-gemiddelde van 2,7 procent. Alle faculteiten vallen ook onder dit cijfer. Bij de Faculty of Science and Engineering zijn mensen het gezondst (slechts 1,5 procent uitval).
Tot slot blijven vrouwen (3,4 procent) vaker thuis dan mannen (1,9 procent). Dat zijn dezelfde cijfers als in 2019. In de jaren daarvoor was het verschil groter. “Dus het neemt gelukkig wel af”, zegt Renierkens.