Scherpbier baseert zijn oordeel, dat overgenomen is door het college van bestuur, op berichten van de UM-veiligheidsfunctionaris dat “de veiligheid van mens en dier niet gegarandeerd” zou zijn. Dat betreft zowel de situatie in het gebouw aan de UNS50, waar het proefdierencentrum is gevestigd, als het feit dat de honden uitgelaten worden op een speelweide die op enige afstand van het gebouw ligt. De geplande nieuwbouw van het proefdierencentrum (onder de naam ‘biomedisch centrum’) zal op zijn vroegst in 2018 klaar zijn. Vermoedelijk wordt dat later omdat dierenactivisten al aangekondigd hebben waar mogelijk juridische procedures te beginnen.
Aanleiding voor de ban op proeven met honden was de grote ophef, eind augustus vorig jaar, over het geplande gebruik van 39 labradors,. Die zouden worden ingezet voor onderzoek naar de rol van pacemakers bij hartfalen. Dierenactivisten hielden vreedzame demonstraties voor de universitaire gebouwen en op het Vrijthof, en organiseerden met groot succes een internetpetitie. In het kielzog van die publiciteit echter volgden (anonieme) bedreigingen via e-mail en de sociale media. Het college van bestuur nam die zo ernstig dat het besloot het labradoronderzoek voorlopig op te schorten totdat een commissie van externe deskundigen zich over de kwestie had gebogen. De acht honden die al in huis waren, werden via een stichting bij gastgezinnen ondergebracht. De evaluatiecommissie onderzocht of de geëigende procedures voor de goedkeuring van dit onderzoek correct waren gevolgd en rapporteerde eind maart aan de UM dat dit het geval was. Wel heeft de commissie stevige kritiek op het ‘crisismanagement’ in augustus en september 2014 en vooral op het communicatiebeleid rond dierproeven: dat was te reactief en te defensief. Het is “essentieel” dat de UM de “omslag maakt van een relatief gesloten cultuur naar een cultuur van openheid”, schrijft de commissie in haar rapport.
Maar nog voordat dat was afgerond werd de commissie al min of meer ingehaald door de decaan, die drastischer stappen wilde nemen. UM-veiligheidsfunctionaris Paul van Eekeren zou hem dit voorjaar hebben laten weten dat de veiligheid van mens en dier in het geding was, een ingehuurd bureau, International Security Partners, bevestigt dat, vindt Scherpbier. Dat bureau heeft volgens zijn eigen rapportage echter vooral gekeken naar de risico’s van de huidige situatie (locatie, beveiliging) bij de UM, en zich niet in de wereld van de dierenactivisten begeven.
Zijn er signalen die wijzen op een verhoogde dreiging? Van Eekeren, die de decaan nooit rechtstreeks gesproken heeft in dit proces, ontkent dat desgevraagd: “Sinds september vorig jaar zijn daar geen aanwijzingen voor binnengekomen.” Is er navraag gedaan bij de enige instantie in dit land die systematisch dierenactivisten in de gaten houdt, de AIVD? Scherpbier verkeert in de veronderstelling dat Van Eekeren contact met die dienst heeft gehad, maar de veiligheidsfunctionaris zelf wil dat niet bevestigen. Integendeel bijna, hij benadrukt dat het hier om een dienst gaat “die inlichtingen verzamelt. De AIVD is geen adviesbureau.”
Over de huidige situatie aan de UM zegt Van Eekeren: “Ik heb niet gezegd dat het onveilig is. En risico loop je altijd, iedereen, ook als je de straat oversteekt. Ik heb wel suggesties gedaan om de situatie te verbeteren met organisatorische, bouwkundige, en elektronische maatregelen.”
Scherpbier: “Dat vergt te grote investeringen op dit moment. We wachten dus op de nieuwbouw. De plannen daarvoor zijn intussen aangepast, het gebouw wordt niet langer op honden ingericht. Maar inderdaad, de opzet ervan is flexibel, in een later stadium zouden experimenten met honden alsnog mogelijk zijn.”
De onderzoekers waren en zijn allerminst overtuigd van de noodzaak om hun experimenten af te gelasten. “Ze hebben het moeten accepteren”, zegt decaan Scherpbier; “de zorg voor veiligheid is mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid”. Onderzoeksleider prof. Frits Prinzen bevestigt die gang van zaken: “We hebben eerst wel de hakken in het zand gezet, vooral omdat het succesvol onderzoek betreft met gunstige uitkomsten voor patiënten. Zelf zou ik een andere afweging hebben gemaakt dan de bestuurders nu doen, en hetzelfde geldt voor mijn collega’s.”
Hij schakelt nu over naar een andere onderzoekslijn (ook rond hartfalen) waarvoor hij met schapen, geiten en varkens zal werken. De financiële schade van ongeveer drie ton wordt door de faculteit gecompenseerd.