Het is rond 17.00 uur op een gewone maandag in april 2021. Stijn Engelen (23) komt van zijn werk - hij is magazijnmedewerker van de ziekenhuisapotheek - en parkeert zijn oranje swapfiets bij een bankje aan de Maas, dicht bij het Bonnefantenmuseum. Een lange jongeman, sportief uiterlijk, zachtaardige oogopslag, vriendelijk. Hij wil zijn verhaal vertellen - hij schreef er al over op zijn eigen website - omdat hij niet meer heimelijk wil doen over die zware periode die inmiddels achter hem ligt. En omdat hij hiermee studenten die in hetzelfde schuitje zitten misschien kan helpen. Een foto vindt hij een brug te ver. Hij wil niet dat mensen hem op straat herkennen als “die spookstudent”.
Engelen is geboren en getogen in het Noord-Limburgse Panningen. Hij doorliep daar het vwo (met een bèta profiel) zonder problemen. “Ik lette goed op in de les, deed mijn huiswerk uit een soort bangheid, ik wilde niet betrapt worden door de leraar. Ik was geen streber, ik ging niet voor een negen. Ik was wel fanatiek met sporten: toen was dat voetbal en wielrennen.”
Dispuutjongetjes
Dat hij zou gaan studeren aan een universiteit stond als een paal boven water. Zijn hele vriendengroep - dertien jongens sterk - koos daar immers voor. Behalve die eenling die liever naar het hbo wilde, die kreeg een hoop grapjes over zich heen. Engelen ging naar open dagen, voorlichtingsavonden, liep een dag mee op twee technische universiteiten. Hij oriënteerde zich breed, juist omdat hij niet wist wat hij wilde. Uiteindelijk werd het biologie in Wageningen: “De grote nadruk op de natuur in plaats van op het menselijk lichaam sprak me aan.” Maar na een paar maanden - hij haalde alle vakken - gooide hij de handdoek in de ring. De overgang van het ouderlijk huis naar een kamer bij een hospita was groot. En ook nieuwe vrienden maken was lastiger dan verwacht. “Eigenlijk moet je bij een van de drie grote Wageningse studentenverenigingen gaan om een sociaal netwerk op te bouwen. Mijn intropapa en -mama moedigden me ook aan: word lid, kom erbij. Maar die dispuutsmannetjes en die balletjescultuur, dat stond heel ver van me af. Ik werd lid van de atletiekvereniging waar ik niemand kende. Het werd er snel een opgave om naar de training te gaan, ik sloeg er steeds vaker een over. Ik kon mijn draai in Wageningen niet vinden en ging slechter in mijn vel zitten. Achteraf gezien was ik niet volwassen genoeg om al op eigen benen te staan.”
Haast
Hij stopte in februari van zijn eerste jaar met biologie en keerde terug naar Panningen, ging fulltime werken bij Jan Linders en zocht naarstig een nieuwe studie. “Ik had haast, moest me voor mei inschrijven.” De optie om een tussenjaar te nemen, kwam niet in hem op. Hij moest door. Hij wilde toch niet de mooiste jaren van zijn leven missen? “Ik voelde me niet sterk genoeg om te zeggen: ik ga niet studeren. Ik deed wat van me verwacht werd.”
Gezellig studentenhuis
Het werd biomedische wetenschappen in Maastricht. Hij was goed in de exacte vakken, dit zou kunnen passen. Deze keer vond hij - met dank aan zijn drie jaar oudere zus - een kamer in een gezellig studentenhuis met “fijne mensen, inmiddels goede vrienden”. Helaas miste hij door een medische ingreep de Inkom, maar deed hij wel mee met de facultaire introductiedag waar hij zijn mentorgroep (én de leden van zijn onderwijsgroep in periode één) leerde kennen. Hij werd lid van atletiekvereniging Uros, “mijn zus zat daar ook, ik kwam heel makkelijk binnen”.
So far so good. Periode één verliep soepel. De eerste studiepunten waren snel binnen. Maar toen miste hij door ziekte week één van periode twee en werd hij angstig. De drempel om naar de onderwijsgroep te gaan groeide. Wat als hij leerdoel drie niet wist? Wat zouden anderen van hem denken? “Ik werd ook bang op straat, iets wat vanaf de basisschool af en toe de kop op stak. Waarom kijkt die persoon zo geïrriteerd naar mij? Zou die me arrogant vinden?” De stress liep op, hij kreeg buikpijn voor een onderwijsgroep en college en skipte steeds vaker een bijeenkomst. Hij bereidde zich halfhartig voor op de toets, maar omdat hij niet aan de aanwezigheidsplicht had voldaan, zou hij het blok nooit kunnen halen. Hij zou het herkansen, nam hij zich voor.
Smoesjes en leugens
Hier begonnen de smoesjes en leugens: ‘De toets ging goed hoor.’ ‘Het blok heb ik bijna binnen, alleen nog een practicum inhalen.’ ‘Morgen om 11.00 uur onderwijsgroep.’ Enzovoort, enzovoort. “Ik schaamde me kapot. Ik had gefaald. Hoe kon dat? Ik was toch die jongen die de middelbare school op zijn sloffen had gehaald, die veel vrienden had in Panningen en ook geliefd was buiten zijn vriendenclub? Ik was toch die jongen waarvan iedereen dacht dat die het wel ver zou schoppen?”
In april, mei van zijn eerste jaar kwam hij nauwelijks nog op de faculteit. “De angst werd erger, ik kreeg hartkloppingen als ik mijn mail moest openen.” Hij hoopte dat hij - periode 1 en 3 had hij gehaald - met wat taken door mocht naar het tweede jaar. Maar dat bleek ijdele hoop. Hij moest jaar één overdoen. Aan vrienden en familie vertelde hij dat hij de propedeuse niet had gehaald omdat hij één vak had gemist.
Spookstudent
Toen de universiteit weer startte in september, gaf hij het op. Vanaf dag één volgde hij geen enkel vak meer, en viel vanaf dat moment onder de categorie spookstudent. Hij leefde van de studielening en zijn bijbaantje en vertelde aan niemand hoe de zaken er echt voor stonden. Het was zwaar, maar hij liet niemand iets merken. Hij kreeg weer last van een tic, een ‘oude bekende’ uit zijn jeugd: “Als ik een film of serie zag, telde ik het aantal letters van de ondertiteling.” Op aanraden van zijn moeder bezocht hij een psycholoog. “Nee, geen studentenpsycholoog, maar een ‘gewone’. Na twee of drie maanden heb ik hem ook verteld over mijn sociale angst. Ik dacht: hij is een buitenstaander, een onpartijdig iemand, aan hem kan ik het vertellen.” Maar over zijn studie zweeg hij.
Pas toen hij de her-inschrijving voor het derde jaar had gemist - “ik had mijn mail niet gecheckt” - kwam hij niet alleen psychisch maar ook financieel in de knel. Zijn studielening stopte, de OV-kaart werd ongeldig. “Ik hoefde geen collegegeld te betalen, dat scheelde, maar ik kwam in november, december in geldnood. Mijn spaargeld raakte op, van mijn baantje kon ik de huur van 350 euro niet betalen en ik kreeg een boete vanwege reizen met een ongeldige kaart.”
Zus
In een weekend in december, hij was met zijn zus bij zijn ouders om Sinterklaas te vieren, nam hij haar tijdens een wandeling in vertrouwen. “In gedachten had ik het gesprek al honderd keer gevoerd. Mijn zus schrok heel erg toen ik vertelde dat ik me op mijn slechtste dagen afvroeg wat de zin van het leven nog was, en dat ik me kon voorstellen dat iemand er een einde aan maakt. Al heb ik zelf nooit plannen gehad. Ze reageerde heel bezorgd, heel begripvol. Dat ik 2,5 jaar over de studie had gelogen vond ze helemaal niet belangrijk.”
Samen met zijn zus vertelde hij het nog diezelfde dag aan zijn ouders. “Ik deed het woord, zij vulde aan. Mijn ouders beseften dat ik door een hel was gegaan en reageerden vol begrip. Tegelijkertijd waren ze heel praktisch: wilden alles graag oplossen: de boete betalen, me helpen met een eventuele verhuizing.” Hij ging niet in op hun wens om terug te keren naar Panningen. “Ik deed een bestuursjaar bij Uros en dat ging wel goed. Ik vond het heel leuk en wilde dat afmaken. Het hielp me, gaf me zelfvertrouwen, zeker toen ik tijdens de cantus voor zestig tot zeventig studenten het woord moest voeren. Ook wilde ik mijn studentenhuis niet verlaten. Ik zocht een baantje en kwam terecht in het magazijn van de ziekenhuisapotheek.” Snel na zijn ouders vertelde hij het aan twee medebestuursleden van Uros, zijn beste vriend en toenmalige vriendin. “Ze schrokken heel erg, al vielen wel bepaalde zaken op hun plek. Dat ik onderwijsgroepen op rare tijden had, bijvoorbeeld.”
Opnieuw biomedische wetenschappen
Eind augustus 2019 schreef hij zich toch weer in voor het eerste jaar van BMW. Waarom? “Die universitaire studie halen, daar wilde ik blijkbaar aan voldoen.” Blok 1 en 3 had hij al eerder gehaald, hij deed 2 en 4, die gingen goed, maar toen kwam corona. “Ik kwam in dezelfde spiraal terecht. Mijn sociale angst speelde op toen het onderwijs online ging. Je kunt via zoom niet goed zien hoe mensen reageren. Bovendien was mijn studentenhuis zo goed als leeg. Iedereen was naar huis.” En opnieuw hield hij zijn mond en nam niemand in vertrouwen. Hij ging ook niet naar de studentenpsycholoog. Waarom niet? “Ik had de ernst niet zo in de gaten, ik zag het toch ook los van die 2,5 jaar, dit had te maken met corona.” Hij kapte er opnieuw mee.
Studeren?
Dat was dus een jaar geleden. Gaat hij nog ooit studeren? “Ik houd alles open, maar ik ga niet meer studeren om te studeren. Maar wie weet, ik vind journalistiek leuk, of iets medisch. Misschien hbo, misschien universitair, misschien een duaal traject, werken en leren tegelijkertijd. Dat past wellicht beter bij mij. Die controle, het ergens moeten zijn, dat helpt me, dan ben ik productief. Als ik zelf alles moet plannen, wordt het lastiger. ”
Hij werkt weer in het magazijn van de ziekenhuisapotheek. “Ik krijg steeds meer taken, verdien goed. Ik heb een eigen website gemaakt waarop ik columns en artikelen van mezelf plaats. Dat vind ik erg leuk. Ik train veel bij Uros, ik heb het druk en zit lekker in mijn vel. Daar ben ik blij om.”