Acht maanden werkte Ines Mouchaers aan haar masterscriptie biomedische wetenschappen in Leuven. Acht maanden onder de hoede van een promovenda voor wie ze het onderzoek uitvoerde. Maar nooit, nog geen moment, kwam het in haar op dat ook zij - dochter van een moeder die op haar zestiende van school ging om naar de fabriek te gaan en een vader die het schopte tot officier in het Belgische leger - een proefschrift zou kunnen schrijven. “Het stond zover van mijn leefwereld af, ik vond mezelf niet minderwaardig, maar zag mezelf niet in haar schoenen staan. Ik bewonderde haar, heel erg zelfs, maar promoveren was iets voor andere mensen.” Belangrijk daarbij was - “dat besef ik nu pas”- het soort onderzoek: “We zaten in een bubbel, we testten wat aan een bureau bedacht was: in een perfecte situatie, met perfecte deelnemers. Het was veel te academisch, teveel ivoren toren. Ik wil, dat weet ik nu, onderzoek doen dat maatschappelijk belang heeft. Ik wil niet dat mijn werk na vier jaar in de prullenbak verdwijnt.” Over dat laatste hoeft ze zich geen zorgen te maken. Haar onderzoek naar een thuiszorgprogramma dat tracht om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en een verhuizing naar een verpleeghuis te voorkomen, heeft direct implicaties voor de praktijk.
Honderd procent
Ze groeide op in Zutendaal, met haar vader, moeder en oudere broer. Op haar elfde gingen haar ouders scheiden. Later begon haar moeder met haar nieuwe man een wasserij. Toen die na vijf jaar afbrandde, lieten ze zich niet ontmoedigen. “Mijn mama begon met haar partner een B&B. Als zij iets wil, dan gaat ze ervoor. Dat heb ik van haar.”
Mouchaers kon goed leren, dat was al vroeg duidelijk. Ze vond het leuk en wist al snel - mede door de bevestiging die ze van haar middelbare school kreeg - dat ze naar de universiteit wilde. “Mijn ouders hebben me altijd voor de volle honderd procent gesteund. Mijn mama zei altijd: doe waar je gelukkig van wordt. Papa vond studeren belangrijk, hij zat zelf op de militaire hogeschool. Hij zag dat ik het kon en ging mee naar de open dagen. We waren daar allebei nieuw, wisten niet waar we op moesten letten.”
Ver van mijn bed
Ze had lang aan fysiotherapie gedacht (een universitaire studie in België), maar koos uiteindelijk voor de bachelor biomedische wetenschappen in Hasselt, gevolgd door de master in Leuven. Daar ging ze op kamers. Regelmatig had ze het gevoel dat ze zich moest verdedigen voor haar keuze, zeker als de familie van moeders kant zei: “Ines, je bent nu al 22 en hebt nog niets bijgedragen aan de maatschappij” Of: “Wij maar hard werken terwijl jij lekker binnen zit aan de computer met je voeten onder de tafel.” Inmiddels laat ze dat soort opmerkingen van zich afglijden. “Ik gaf altijd weerwoord, maar daar bereik je niets mee. Het is voor hen de-ver-van-mijn-bed-show. Ik ben een vreemde eend in de bijt, dat is weleens lastig. Maar de mensen die het dichtste bij me staan geloven in me, daar gaat het om. Mijn mama heeft geen flauw idee wat ik doe, maar is apetrots. Mijn broer, die nooit zoveel complimentjes gaf [grinnikt], dat deden we niet als broer en zus, zei tijdens de uitreiking van mijn bachelordiploma: ‘Ik ben zo fier op jou.’ Hij is zelf aan drie studies begonnen, maar heeft ze niet afgemaakt. Dat vindt hij nu wel jammer. Hij werkt in een supermarkt, woont samen en heeft een zoontje.”
Kinderen
Ze kiest voor een ander leven dan haar ouders. “Zij trouwden jong, kregen snel kinderen. Ik woon samen met mijn vriend die in de cultuur- en evenementensector werkt, ik wil geen kinderen, dat heb ik altijd al geweten. Ik wil reizen, naar concerten, voorstellingen, uit eten, city trips, ik zie daar geen kind bij. Mijn vriend kan zich daar helemaal in vinden. Mijn familie heeft begrip hiervoor, maar zegt: ‘Ach je bent nog zo jong. Dat komt nog wel.’”
Last van schouders
Ze oogt stevig, wilskrachtig. Soms, zegt ze, hapert het zelfvertrouwen. Dat hoort deels bij het bestaan van een jonge onderzoeker, weet ze. Maar door gesprekken dit voorjaar met haar promotor prof. Hilde Verbeek - die ook als een van de eersten uit haar gezin ging studeren en promoveren - beseft ze dat het feit dat ze een eerstegeneratiestudent is (“ik had me dat nooit gerealiseerd”) daar ook invloed op heeft. “Er viel een last van mijn schouders, te beseffen dat het niet alleen aan ‘mezelf’ ligt als ik onzeker ben of zoekende.”
Voor deze serie interviewen we wekelijks studenten of wetenschappers die als eerste in hun gezin zijn gaan studeren aan een universiteit.