Het nieuws dat het faculteitsbestuur renovatie van het bestaande proefdiercentrum, in de kelder en een deel van de begane grond van de Universiteitssingel 50, als een mogelijkheid ziet, kwam als een verrassing voor de onderzoekers, zegt Ludwig Dubois, voorzitter van de commissie proefdierbeleid. Daarin zitten afgevaardigden van alle groepen (de schools, onderzoeksinstituten en het hoofd CPV) die met proefdieren te maken hebben. Zij moesten het nieuws in Observant lezen. “Dat was een beetje een kaakslag, zeker omdat velen hard hebben meegewerkt aan de plannen voor het BMC.”
Volgens faculteitsraadslid Clarice Soogelee was zelfs CPV-hoofd Andreas Teubner niet op de hoogte. Teubner corrigeert dat later, hij wist er wel van. Vervelend dat het zo is gegaan, gaf decaan Annemie Schols tijdens de laatste faculteitsraadvergadering toe, temeer daar zij de raad in de vorige vergadering nog had verteld dat er wat betreft het BMC “geen mededelingen” waren. Desalniettemin noemde ze de communicatie vanuit het bestuur meermalen “zorgvuldig afgewogen”.
Daarbij speelde mee, zo zei plaatsvervangend decaan Nanne de Vries tijdens de vergadering, dat “ook ons vanaf het allereerste begin is verteld dat verbouwing van de CPV niet kon”. Pas vlak voor de zomer – na een traject van tien jaar (zie kader) – bleek dat toch mogelijk. De Vries: “Het was voor mij eerlijk gezegd best een schok.”
Schrikbarend
De raad stond er niet lang bij stil en ook Dubois kijkt liever vooruit, want “als je door de eerste teleurstelling heen bent, is het begrijpelijk dat men naar een alternatief kijkt. Het gaat om veel geld”. Dat laatste klopt zeker. “Schrikbarend”, noemt Jos Prickaerts, vicedecaan proefdieronderzoek en valorisatie, de gestegen kosten voor een nieuw te bouwen biomedisch centrum in een gesprek met hem en Teubner. Exacte cijfers wil hij niet noemen, maar het gaat om miljoenen meer dan de oorspronkelijk begrote 22 miljoen euro. “Tijdens de onderhandelingen werden er soms getallen genoemd waarbij je dacht: hebben we het over hetzelfde gebouw?”, vult Andreas Teubner, hoofd CPV, aan.
Renovatie als alternatief dus. Maar hoe moet het dan met alle mooie plannen voor een nieuw gebouw? De 2400 m2 aan ruimte, goede looproutes om besmettingsgevaar zo klein mogelijk te houden, voorzieningen zo geplaatst dat de dieren zo min mogelijk verplaatst hoeven te worden, nieuwe apparatuur? “We gaan hier niet met minder aan de slag”, zegt Prickaerts. “Het uitgangspunt is dat het programma van eisen voor het BMC precies wordt overgenomen. Dat zijn we nu aan het onderzoeken: is het functioneel en technisch haalbaar en wat zijn de kosten?”
Logistieke puzzel
Ook de logistieke haalbaarheid wordt meegenomen. De UNS 50, waar de CPV zit, wordt sowieso verbouwd. Afdelingen die daardoor tijdelijk van hun plek moeten, zouden in eerdere plannen in de CPV-ruimtes worden ondergebracht; dan zou het nieuwe BMC immers wel klaar zijn. Ook moet het huidige proefdieronderzoek door kunnen blijven gaan tijdens de verbouwing. Een puzzel, zeggen Teubner en Prickaerts maar “wij zijn niet het eerste proefdiercentrum dat renoveert, we kunnen leren van anderen”, zegt Teubner. “Ik heb eerder in Aken gewerkt en het daar ook meegemaakt.”
Proefdiergebruikers maakt het niet uit waar de keus op valt, zegt Dubois. “Het belangrijkste is nu dat de faculteit ons perspectief geeft. Welke optie het ook wordt, kom met een plan en een tijdlijn. Schuif de beslissing niet nog vijf jaar voor je uit, dan ga je goede onderzoekers verliezen. We moeten innovatief onderzoek kunnen doen.” Dat kan nu niet volgens Dubois. De CPV voldoet aan de wettelijke eisen, maar is echt aan vernieuwing toe. “Als je bijvoorbeeld naar beeldvorming (imaging) kijkt, dan heb je apparaten die meer dan tien jaar oud zijn. Als je mensen geen vooruitzicht biedt, veroorzaakt dat onrust.”
Prioriteit
Ook Prickaerts voelt de urgentie. “Als je alleen al kijkt naar de proefschriften van FHML, dan komt 10 tot 20 procent daarvan voort uit proefdieronderzoek. En nog veel meer heeft er indirect mee te maken. Dat zijn indrukwekkende getallen. Als we voor deze optie gaan, dan begint de renovatie zo snel mogelijk.” Dat betekent dat andere afdelingen binnen de UNS 50 mogelijk moeten wachten. Mocht de keus toch op een nieuw gebouw vallen dan wordt dat een “financiële uitdaging”, zegt Prickaerts.