Een arts die zelf patiënt wordt. Je leest meer dan eens hoe verrijkend dat uiteindelijk voor de persoon in kwestie is om ook eens aan de andere kant van de tafel te zitten. Vaak wordt diegene een andere, lees betere, dokter, met meer begrip voor de zorgen en angsten van zijn patiënten.
Gaat zoiets ook op voor een journalist? Een tijdje terug zat ik zelf aan de andere kant, ik werd een paar keer geïnterviewd. Ik merkte dat ik vooraf nadacht over de vragen die ze zouden kunnen stellen, formuleerde al wat antwoorden in mijn hoofd en hoopte dat ze die met mijn mitsen en maren zouden opschrijven. Nu vraag ik nooit of ik de tekst voor publicatie mag inzien. Ik ga ervan uit dat ook collega’s van elders hun werk naar behoren doen. Maar deze keer twijfelde ik, het was een gevoelig onderwerp, je wilt niet verkeerd geciteerd worden. Met enige schroom vroeg ik of ik de tekst kon krijgen ter correctie op feitelijke onjuistheden. (De stijl en toon zijn uiteraard van de schrijver zelf, daar kom je niet aan.) Dat mocht. Ik zag twee kleine foutjes, die werden meteen aangepast.
In diezelfde periode mailde een geïnterviewde mij de ochtend na ons interview. Hij was bang dat een bepaalde opmerking te veel nadruk zou krijgen in het artikel waardoor ten onrechte de indruk zou kunnen ontstaan dat hij wars van universitaire regels is. Ik was eerst verbaasd, voor mij was het een van de vele zaken die de revue waren gepasseerd. Ik had ook helemaal niet de indruk dat er een rebel tegenover me zat. Ik mailde dat laatste meteen terug.
Een week later was het artikel af, de opmerking waarover de zorgen waren ontstaan, had ik niet gebruikt, die voegde uiteindelijk weinig toe. De geïnterviewde reageerde verheugd, hij herkende zich in het verhaal en kwam niet meer terug op zijn eerdere mail.
Ik weet niet of ik anders zou hebben gereageerd als ik niet zelf onlangs was geïnterviewd, maar het maakte me wel weer bewuster van de zorgen – terecht of onterecht – die je als geïnterviewde kunt hebben. En dat is nooit verkeerd.