Toeval of niet, maar op de dag dat een delegatie van de Raad van de Europa een bezoek bracht aan Maastricht om te kijken hoe het staat met de naleving van het zogeheten Europees Handvest voor Regionale Talen of Talen van Minderheid (waarbinnen het Limburgs officieel erkend is), besloot het provinciebestuur 75 duizend euro te investeren in een Hoes veur ’t Limburgs. Dat is een fysieke plek waar iedereen die iets wil weten over of iets wil doen met de Limburgse taal terecht kan voor advies en ondersteuning.
Taalwetenschap
“Mooie timing”, reageert Daan Hovens, onderzoeker bij het euregionale expertisecentrum ITEM en aanwezig bij de bijeenkomst van het zogeheten Committee of Experts on the Language Charter in de juridische faculteit. René de Groot, emeritus hoogleraar rechtsvergelijking en internationaal privaatrecht aan de UM, is een van de leden van het comité. Maar de universiteit staat verder los van dit bezoek, vertelt Hovens. Taalwetenschap is geen grote tak van sport binnen de UM. “Talenstudies zijn er niet en het universitair Talencentrum biedt bijvoorbeeld geen cursus Limburgs aan.” Wel heeft de faculteit Arts and Social Sciences al een aantal jaar een leerstoel Taalcultuur in Limburg voor Leonie Cornips. Hovens promoveerde vorig jaar bij haar op een studie naar meertaligheid op de werkvloer.
Regionale taal
Het Limburgs is geen ‘rijkstaal’, zoals het Nederlands en het Fries, maar is in Europees verband dus wel erkend als regionale taal (net als Nedersaksisch, Jiddisch en Romanes). Het Handvest voor Regionale Talen of Talen van Minderheid stamt uit de jaren negentig. En nee, landen ‘hoeven’ zich er niet aan te houden, maar ze moeten zich wel “committeren aan het behoud van de talen”, legt Hovens uit. Zo’n Handvest geeft de taal een bepaalde status “en het blijft daarmee op de bestuurlijke agenda”.
Kritisch
Kernvraag: hoe gaat het met het Limburgs? Wat was de boodschap van de aanwezige vertegenwoordigers uit de Limburgse taalwereld aan de Europese experts? Behalve dialectvereniging Veldeke Limburg waren onder andere ook het Huis van de Kunsten en Levende Talen (sectie Limburgs) aanwezig. Die laatste is de oudste beroepsvereniging van taaldocenten in Nederland; Hovens is er bestuurslid van. “De meesten waren kritisch. Teleurgesteld ook, en dat is niet onverwacht. Er is structureel te weinig geld voor het behoud van het Limburgs.” Vorig jaar werd er een prijsvraag uitgeschreven. De Provincie en het ministerie van Binnenlandse Zaken investeerden eenmalig in vier projecten voor de ontwikkeling van educatief materiaal in het Limburgs. “Mooie ideeën, maar wel maar vier, en incidenteel. We hadden op meer commitment gehoopt.” Dat het provinciebestuur nu toch bereid is subsidie te geven aan een op te richten Hoes veur ’t Limburgs (het geld is bedoeld voor het aanstellen van een educatie- en communicatiemedewerker) is een stap in de goede richting, zegt Hovens. “Je wilt het gebruik van het Limburgs aanmoedigen, liefst al in de peuterspeelzaal.”
Cognitieve ontwikkeling
“Meertaligheid is goed voor je cognitieve ontwikkeling.” Uit een vrij recente studie van onder andere Leonie Cornips en Trudie Schils, hoogleraar onderwijseconomie aan de UM, blijkt dat dialectsprekende kinderen in groep 4 hogere Cito-scores halen voor begrijpend lezen en spelling dan hun eentalige, Nederlandssprekende klasgenootjes. Hovens: “Tweetaligheid verwaarlozen is zonde, het is kapitaalvernietiging.” Daarnaast zou – in het geval van Nederlands-Limburgse tweetaligheid – kennis van het Limburgs ook kunnen helpen bij het beter onder de knie krijgen van het Nederlands en van onze buurtaal, het Duits (bijvoorbeeld vanwege het vocabulaire), en misschien zelfs van andere toontalen, zegt Hovens, zoals Chinees.
Er loopt momenteel een pilot op vier Limburgse basisscholen: het 3M-project, Meer kansen Met Meertaligheid. “Het is ontwikkeld in Friesland (met het Fries als derde taal, naast Nederlands en Engels). In Limburg wordt het gekopieerd. Hier gaan kinderen Limburgs, Nederlands en Duits spreken.”
L1
De delegatie van de Raad van Europa richt zich overigens niet alleen op het behoud van het Limburgs in het onderwijs. Ook de sectoren cultuur en media worden onder de loep genomen. Wat die laatste betreft: valt daar nog veel te verbeteren? Hovens: “Bij de regionale zender L1 wordt zeker weleens Limburgs gesproken, maar vooral in de sfeer van cultuur, entertainment, gezelligheid of carnaval. Het nieuws wordt daarentegen nooit in het Limburgs gepresenteerd.”
“Het wordt vaak als onbeleefd gezien om Limburgs te gebruiken met het oog op de niet-Limburgstaligen onder ons. Vaak is dat het argument om het gebruik zo klein en intiem mogelijk te houden. Ik ben het uiteraard helemaal eens met het principe dat we mensen niet op basis van taal moeten buitensluiten, maar misschien moeten we ook niet overdrijven hoe sterk het Limburgs afwijkt van het Nederlands.”
De onderlinge verstaanbaarheid is erg groot, gaat Hovens verder, “vooral wanneer mensen wat meer aan het Limburgs gewend raken. In Limburg is het op dit moment al vrij normaal dat een Maastrichtenaar Maastrichts spreekt tegen een Venlonaar, die vervolgens in het Venloos antwoordt. Ondanks de verschillen tussen de dialecten vertrouwen de sprekers er blijkbaar op dat ze elkaar voldoende begrijpen. Dat fenomeen staat in de taalwetenschap bekend als ‘luistertaal’ en kan in principe ook toegepast worden bij een combinatie van Maastrichts en Standaardnederlands.”