“Monsters bestaan niet”

“Monsters bestaan niet”

Maastrichts onderzoek op de Westelijke Jordaanoever

22-11-2023 · Achtergrond

Hoe is het om als kind op te groeien op de Westelijke Jordaanoever? Onderzoeker Marieke Hopman vroeg het aan kinderen van Palestijnen en van Israëlische kolonisten. “Opvallend veel van hen hebben paniekaanvallen en nachtmerries.”

Wel of niet meewerken aan dit interview? Marieke Hopman heeft erover getwijfeld. Ze doet onderzoek naar rechten van kinderen op de Westelijke Jordaanoever, van Palestijnse kinderen en van Israëlische kolonistenkinderen. “Het ligt allemaal erg gevoelig, en je kunt een hoop ellende over je heen krijgen. Helemaal nu het conflict tussen Palestijnen en Israëliërs in Gaza in alle hevigheid is opgelaaid. Ook op de West Bank, zoals het grootste Palestijnse grondgebied in het Engels wordt genoemd, is het geweld toegenomen. Dit jaar zijn daar veel Palestijnse kinderen gedood, de teller staat nu op 94. Bovendien zitten er meer kinderen in Israëlische gevangenissen, en mogen ouders niet op bezoek.”

Hopman, van huis uit filosoof en docent aan de rechtenfaculteit, is de eerste onderzoeker die het vizier richt op kinderrechten in niet-erkende staten, zoals Palestina. Eerder deed ze dat onder meer in de Westerse Sahara en in Somaliland. In niet-erkende staten geldt het internationaal recht niet en ziet de VN niet of beperkt toe op naleving van - in dit geval - kinderrechten. 

Afgelopen voorjaar was ze op veldwerk op de West Bank. Zoals ook in de andere conflictgebieden laat ze zich in deze case studies leiden door de verhalen die kinderen zelf aandragen. “We spreken kinderen aan op straat, vragen toestemming van de ouders en maken een afspraak voor een gesprek. In het interview vragen we de kinderen, enkele tientallen, waar het volgens hen aan schort. Welke rechten volgens hen worden geschonden?” 

Voetbaltraining

Palestijnse kinderen kwamen met verhalen die vallen onder het recht om te spelen. “Een jongen van 15, die woont in een vluchtelingenkamp, vertelde bijvoorbeeld dat hem het voetballen vaak onmogelijk wordt gemaakt. Of beter, de voetbaltraining. Die vindt plaats buiten het kamp, waarvan de in- en uitgang wordt bewaakt door Israëlische militairen. Maar al te vaak, vanwege lokale conflicten, sluiten de militairen het kamp af. Met het geweld dat daarmee gepaard kan gaan, worden de kinderen geconfronteerd.”

Spelen stimuleert de verbeelding, en ook hierin voelen de Palestijnse kinderen zich beperkt. “Veel op de West Bank staat in het teken van het conflict met de Israëliërs. Dus als de kinderen op school een liedje zingen, dan gaat dat over de bezetting. Kinderen kunnen zich niet in alle vrijheid ontwikkelen.”

Hopman werkt samen met de Birzeit Universiteit, waar een groep masterstudenten meehelpt om kinderen te interviewen. Ze heeft er ook lesgegeven over kinderrechten.

Opofferen

De universitaire samenwerking ontbreekt in het andere project, waarin Hopman kinderen van Israëlische kolonisten heeft geïnterviewd. “Dat zijn streng religieuze gezinnen, vaak met veel kinderen, die volgens het internationaal recht en soms ook volgens het Israëlisch recht, illegaal verblijven op de West Bank. Sommigen trekken ’s nachts naar binnen en bouwen een provisorische woning, die soms wordt weggebuldozerd, en soms niet.”

Behalve dat wonen in Palestijns gebied goedkoper is dan in Israël, gaan kolonisten er prat op dat ze zich opofferen. “Ze vormen naar eigen zeggen de frontlinie van het conflict met de Palestijnen op de West Bank. Zij zijn bereid om de eerste klappen op te vangen, zodat Israël veilig blijft. Daarmee zijn ze dus ook bereid om hun kinderen bloot te stellen aan geweld.” 

Psychologische hulp

Dat hoorde Hopman terug in de verhalen van de kinderen, die raken aan het recht om beschermd te worden tegen geweld. “Soms worden families in hun nederzettingen aangevallen door Palestijnen. Er worden huizen in brand gestoken, waarbij soms mensen levend verbranden. Kolonisten kiezen er bewust voor om te wonen in een vijandige omgeving en sturen hun kinderen naar school in een bus met kogelvrije ramen.”

Veel kinderen groeien op in angst, zegt Hopman, die een paar weken als een cultureel antropoloog in twee settlements logeerde. Het zijn overwegend kleine en gezellige dorpen met synagoge, een supermarktje en een speeltuin, omgeven door een hek. “De kinderen zijn bang voor ‘Arabieren’, zoals ze zelf zeggen. Opvallend veel van hen hebben paniekaanvallen en nachtmerries. Hier is het recht op geestelijke gezondheid in het geding. Van hun ouders  krijgen ze te horen dat ze sterk moeten zijn, anders zullen de Palestijnen winnen. Het gaat om het hogere doel, om het voortbestaan van de Joodse staat. Tegelijk valt op, paradoxaal genoeg, dat het welzijn van de kinderen voorop staat in deze gemeenschappen. Dat blijkt ook uit het ruime aanbod van psychologische hulp.”

Gebombardeerd

Op haar onderzoek onder kolonistenkinderen krijgt Hopman veel commentaar, ook in academische kringen. “Volgens sommige collega’s is mijn onderzoek onethisch, ook al is het goedgekeurd door de ethische commissie van de UM. Ik geef namelijk een podium aan kinderen die zich wellicht zullen ontpoppen als toekomstige moordenaars. Wat beoog ik überhaupt met het onderzoek? Dat de kolonisten beter beschermd moeten worden, dat er nog meer Israëlische militairen naar de Westelijke Jordaanoever moeten? Je kunt net zo goed concluderen dat het daar te onveilig is voor kinderen en dat de gezinnen daarom zouden moeten vertrekken.”

Alle kinderen hebben rechten, zegt Hopman. “Ook de kinderen van de kolonisten, maar daar mogen we het niet over hebben. Dat is taboe. Toen ik deze kinderen laatst tijdens een VN-bijeenkomst ter sprake bracht, viel er een stilte. Aan deze groep had niemand gedacht. Ik was bang dat ik de wind van voren zou krijgen, maar mijn opmerking werd onthaald als een eye-opener.”

Haar onderzoek gaat over alle kinderen, zegt ze. “Kijk naar wat er nu gebeurt in Gaza, waar al duizenden kinderen zijn omgekomen. Stel je toch eens voor hoe Palestijnse peuters in hun eentje, zonder eten en drinken, dagenlang onder het puin liggen. En soms gered worden uit een gebombardeerd gebouw, soms eenzaam onder de stenen sterven. Maar ook hoe angstig de Israëlische kinderen zich moeten voelen die gegijzeld zijn door Hamas. Daar zitten kinderen bij van drie jaar.”

Filosoof Kant

In de berichtgeving maar ook in discussies ziet Hopman hoe het zwartwit-denken overheerst, ten koste van de nuances. “Hoe Palestijnen en Israëliërs soms monsters van elkaar maken. In het Midden-Oosten maar ook in ons land proberen we niet meer te begrijpen waarom de verschillende partijen zich zo gedragen, wat de achterliggende redenen en ideeën zijn. Er wordt nauwelijks nog naar elkaar geluisterd. Pas dan kunnen we echt iets veranderen.”

Alsof rechtvaardigheid zo zwartwit is, zegt ze. “Het is supercomplex, zeker als je alle onrecht waaraan beide kanten zich tientallen jaren schuldig hebben gemaakt, op een rij zet. Waar we nu aan moeten denken, zijn de kinderen. Wat gaan we die meegeven, wat gaan we die leren? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die in veiligheid opgroeien?”

Ze parafraseert de Duitse filosoof Immanuel Kant: “Kinderen kiezen er niet voor om geboren te worden. Als jij ervoor hebt gekozen om ze op de wereld te zetten, dan is het aan jou om ze zo gelukkig mogelijk te maken, om te zorgen dat ze zich in alle vrijheid kunnen ontwikkelen.”

En nee, je kunt niet alle onrecht aan de kant schuiven. “Maar laten we nadenken over een manier om het verleden te verwerken en om nieuw onrecht te voorkomen. Dat zou het beste zijn voor kinderen, maar ook voor volwassenen natuurlijk.”

Goed om hierbij in het achterhoofd te houden, zegt Hopman: “Monsters bestaan niet.”