“Veel supermarkten verkopen hun vleeswaren tegenwoordig niet op een plastic, maar een kartonnen schaaltje. ‘Ha, ik doe iets goeds voor het milieu’, denken klanten dan. Terwijl het juist heel slecht is. Het karton is vaak geplastificeerd. Waardoor zowel het papier als het plastic lastig recyclebaar is”, verzucht Kim Ragaert, sinds 2021 hoogleraar Circular Plastics aan de Faculty of Science and Engineering (FSE).
Waarom verkopen supermarkten dan zulke schaaltjes? Ragaert wrijft haar duim en wijsvinger over elkaar. Geld dus. “Ook al weten ze beter, bedrijven zijn nog steeds gevoelig voor wat de klant wil. En plastic heeft nu eenmaal een slecht imago. Nee, het is inderdaad niet altijd de beste oplossing, maar wel vaker dan je denkt. Voor het beschermen van voedsel zijn plastic schaaltjes bijvoorbeeld gewoon heel functioneel.”
Helemaal van plastic af is dus een waanidee. Het milieu is vooral gebaat bij meer hergebruik en beter recyclen, wat veel CO2-uitstoot bespaart. “Daar valt nog veel winst te boeken”, vertelt Ragaert, terwijl ze een slokje koffie neemt uit een herbruikbaar bekertje. ‘Oude’ afvalstromen als glas en papier doen het veel beter. “Plastic is nog een puber. Wereldwijd wordt slechts 9 procent van alle plastic gerecycled. Europa, en zeker Nederland, doet het met 30 tot 40 procent beter. Maar ook dat moet nog veel hoger.”
De fik erin
Makkelijk is dat echter niet. Er is een grote verscheidenheid aan plasticsoorten, allemaal met hun eigen kenmerken. En met de opkomst van biobased plastics (gemaakt zonder fossiele grondstoffen) en biologisch afbreekbare kunststoffen (composteerbaar, maar niet per definitie biobased) neemt het aantal soorten alsmaar toe. Dat zorgt voor problemen, legt Ragaert uit. “Neem de kunststof PET – bekend van onder meer frisdrankflessen – en de bioplastic PLA, die van maïszetmeel gemaakt wordt. Chemisch gezien behoren die stofjes tot dezelfde familie: ze lijken dus op elkaar. Daardoor is het niet altijd makkelijk om ze in de afvalwerkingsfabriek van elkaar te scheiden. En als dat niet goed gebeurt, heeft dat een negatief effect: achterblijvend PLA haalt de kwaliteit van het gerecyclede PET naar beneden.”
Bovendien is recycling een numbers game, zegt Ragaert. “Het is alleen economisch rendabel als er grote hoeveelheden van zijn. Voor veel nieuwe plastics is dat (nog) niet het geval. Die gaan gewoon de verbrandingsoven in.” Ook hier komt onwetendheid vaak weer om de hoek kijken. “Bij mijn oude universiteit, in Gent, was men er supertrots op dat er biologisch afbreekbare wegwerpbekers voor de soep kwamen in de kantine. Maar wat heb je eraan als die gewoon in de afvalbak verdwijnen? Dan gaat uiteindelijk de fik erin.”
Shampoofles
Ragaert ziet bewustwording dan ook als een van haar taken. Niet alleen door het informeren van consumenten, maar ook door overheden en de industrie te adviseren. “In het geval van biologisch afbreekbare plastics bijvoorbeeld over de vraag waar deze van pas komen. Dus niet in soepbekers, maar mogelijk wel in theezakjes of coffeepads die op de composthoop belanden. En hoe zorg je ervoor dat het rendabel wordt om bioplastic te recyclen? Ons advies: samenwerken in plaats van concurreren. Veel bedrijfjes focussen enkel op hun eigen product, maar het zou beter zijn als ze zich allemaal op één bioplastic zouden richten, die daardoor heel groot kan worden.”
Maar het blijft niet bij advies. Met haar onderzoeksgroep op de Brightlands Chemelot Campus in Geleen werkt Ragaert ook actief samen met bedrijven. “Sommige producten bevatten meerdere soorten plastic. Wij onderzoeken hoe je deze zo goed mogelijk kunt recyclen. Zo werkt een promovendus momenteel aan een gerecyclede shampoofles. De dop is gemaakt van een andere, hardere kunststof. In hoeverre gaat de kwaliteit van de fles achteruit als je de dop niet apart recyclet? Met die kennis kan het bedrijf bepalen of het de moeite waard is om de dop te verwijderen tijdens het verwerkingsproces, wat mogelijk kostbaar is.” Ook kijkt men naar herbruikbare producten. “Denk bijvoorbeeld aan een frietbakje. Hoe kun je dat honderden keren afwassen zonder dat er giftige stoffen vrijkomen?”
Op de markt
Welke resultaten vonden hun weg inmiddels naar de praktijk? Mede met het oog op concurrentie mag Ragaert geen voorbeelden noemen. Is dat wel wetenschappelijk? “We publiceren de resultaten alsnog hoor, maar dan zonder bedrijfsnamen en specifieke, commerciële namen van de plasticsoorten. Zo heeft het nog steeds wetenschappelijke waarde. Bovendien gaan we verder dan simpelweg experimenteren welke stof het beste werkt. We zijn ook geïnteresseerd waarom iets op moleculair niveau wel of niet werkt. Maar als je je alleen op dat laatste focust, kijkt niemand naar je onderzoek om. We vinden het ook belangrijk om van waarde te zijn voor de maatschappij. Door samen te werken met de industrie zijn onze resultaten hopelijk altijd binnen een paar jaar inzetbaar.”
Waar moeten we dan aan denken? De merken Samsonite en Philips brachten respectievelijk al van gerecyclede kunststoffen gemaakte reiskoffers en stofzuigers op de markt, geholpen door Ragaerts onderzoek uit haar tijd aan de Universiteit Gent. En een Maastrichts voorbeeld dat ze wél mag noemen: onderzoek voor CEFLEX, een Europees consortium van bedrijven, dat zich richt op flexibele verpakkingsmaterialen, zoals boterhamzakjes of chipszakken. “Daar hebben we geëxperimenteerd met een nieuw, duurder systeem om deze plastics uit huishoudelijk afval te filteren en te verwerken tot hoogwaardige nieuwe producten. Dat bleek de moeite waard. Momenteel wordt een demonstratiefabriek ontwikkeld die dit op grote schaal gaat toepassen.”