De effecten van prestatiebeloning? Robert Dur snapt dat de verslaggever ernaar vraagt, maar hij moet toch even lachen: “Staat dat nog in mijn bio op de site van de UM?” De Rotterdamse hoogleraar Gedragseconomie had een andere tekst aangeleverd, vertelt hij. Want hij doet weliswaar onderzoek naar die effecten, maar zijn keynote speech tijdens de Dies Natalis gaat vrijdag in de Sint-Janskerk over iets anders: “Over de vraag hoe mensen en de organisaties waarin ze werken, kunnen floreren. Ik wil drie punten aansnijden: hoe je werk betekenisvoller maakt, hoe je aankomende studenten betere onderwijskeuzes laat maken en, als ik het in die 20 minuten krijg, de discriminatie op de arbeidsmarkt en hoe je die kunt tegengaan. Nederland doet het niet goed op dit vlak, de arbeidsmarktdiscriminatie is de afgelopen decennia toegenomen. Daar is geen panklare oplossing voor: diversiteitstrainingen bijvoorbeeld blijken niet of nauwelijks effect hebben.”
Wetenschappers met drie benen
Dat gezegd hebbend, wil hij toch wel iets over prestatiebeloning kwijt, en hoe die in een universitaire context kan werken. Of níet, merkt hij op. “We weten uit onderzoek dat je voor een succesvolle faculteit medewerkers nodig hebt die zich niet te veel specialiseren, maar goed zijn in onderzoek, onderwijs én bestuur. ‘Wetenschappers met drie benen’, noemden we dat vroeger hier in Rotterdam. Natuurlijk is niemand even sterk op al die vlakken, maar je moet er toch naar streven in je selectiebeleid niet alleen specialisten aan te trekken. De meeste prestatiebeloningssystemen daarentegen zijn eenzijdig, ze belonen excellentie op maar een van die vlakken.” Zo werken ze verregaande specialisatie juist in de hand.
Publicatiedruk
In de praktijk ligt de nadruk daarbij vaak op onderzoek. Er moet immers gepubliceerd worden, liefst veel en in internationale toptijdschriften: dát is succes. De keerzijde van die medaille heet ‘publicatie- en werkdruk’. Dur grinnikt. “Socioloog Willem Schinkel schreef ooit in NRC dat academici bij hoge werkdruk naar Den Haag wijzen: de minister moet met meer geld over de brug komen! Maar de minister van Onderwijs legt niemand op hoeveel hij moet publiceren – wij wetenschappers leggen elkaar die druk op. Soms formeel – dan staat er in een reglement hoeveel je moet publiceren om voor promotie in aanmerking te komen – maar veel vaker informeel, door de cultuur in een vakgebied, faculteit of vakgroep.”
De vraag is, zegt hij, hoe je die cultuur verandert: “Dat doe je niet even met een nieuw reglement.” Hoe wel? Dur verwijst naar de top 40 van Nederlandse economen die het toonaangevende tijdschrift Economisch Statistische Berichten jaarlijks publiceert. “Daarvoor werd vroeger gewoon geteld hoeveel publicaties iemand in de laatste vijf jaar had. Toen besloten werd om in plaats daarvan naar de kwaliteit van een selectie van iemands artikelen te kijken, leidde dat merkbaar tot rust in economisch Nederland: de kwantitatieve druk was van de ketel, de focus ging naar kwaliteit.”
Goed academisch burgerschap
Iets soortgelijks kunnen ook vakgroepen en faculteiten doen, vindt hij. “Je kunt zelf besluiten om bijvoorbeeld niet alleen publicaties in de absolute toptijdschriften te vieren, maar ook ‘subtoppublicaties’ in het zonnetje te zetten: ook dat harde werk mag gezien worden. Net als de onderwijsprestaties die iemand levert. Waardeer je alleen degene die vernieuwingen doorvoert? Of ook de mensen die zo doceren, dat studenten zich hun colleges jaren later nog herinneren? Vaar daarbij dan niet blind op een paar studentenevaluaties, maar laat iemand die er verstand van heeft van tijd tot tijd in de collegezaal meekijken en daar met een docent over sparren. En heb oog voor wat mensen bijdragen aan het werk van anderen, want onderzoek en onderwijs zijn bijna altijd teamwerk: zelfs als je alleen aan een artikel werkt, vraag je feedback van anderen. In feite draait het om het belonen van goed academisch burgerschap.”
Erkennen en waarderen
‘Erkennen en waarderen’, het streven naar een bredere blik op het werk van wetenschappers, met meer oog voor prestaties op vlakken als onderwijs en leiderschap, juicht hij dan ook toe. “Mits”, benadrukt hij, “dat niet alsnog tot specialisatie leidt, bijvoorbeeld ‘onderzoekshoogleraren’ die bijna geen onderwijs meer geven of ‘onderwijshoogleraren’ die bijna geen onderzoek doen. Ik vrees daar weleens voor. Onderwijs en onderzoek versterken elkaar, dat mag niet verloren gaan.”
Wat terugvoert naar de vraag hóe je prestaties dan het best beloont. Geld kan daartoe een middel zijn, zegt Dur, maar niet het énige middel. “Die botte, eenzijdige afrekencultuur was in de jaren negentig en het begin van deze eeuw op zijn top. Sinds die tijd is dat omgeslagen: mensen willen ook aandacht en erkenning.”