In Japan wordt radioactief water - een gevolg van de kernramp in Fukushima - in zee gedumpt. Een mogelijk gevaar voor het ecosysteem. In een blog over internationaal recht las de 24-jarige Judith van Veldhuizen daarnaast ook nog over de ontbossing in Brazilië. De schrijver van de post vroeg zich af of internationaal recht hier überhaupt iets over te zeggen heeft. Dat gaat namelijk normaliter over letterlijk grensoverschrijdende zaken, legt van Veldhuizen uit. Zoals een stuwdam die in een rivier wordt gelegd waardoor men stroomafwaarts in het volgende land in de problemen komt.
Het antwoord in de post was ‘nee’. Maar daar was Van Veldhuizen niet van overtuigd. En dus begon ze haar eigen onderzoek.
Hypocriet
Veel artikelen en jurisprudentie later kwam ze tot een andere conclusie: ja een land kan wel degelijk aansprakelijk worden gesteld voor het aanrichten van milieuschade binnen de eigen grenzen. Dat heeft namelijk altijd effect op andere landen. “We delen één aardbol. Die mag dan wel opgedeeld zijn in territoriale staten, het milieu is dat niet.” Maar zullen landen ook echt met zo’n klacht naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag stappen? “In de praktijk zullen landen niet snel met de vinger naar elkaar wijzen. Dat zou behoorlijk hypocriet zijn, want elk land richt bij zichzelf wel in meer of mindere mate schade aan.” Tot nu toe is het dan ook nog niet gebeurd. Maar de wetenschap dat die mogelijkheid er überhaupt is, zal misschien sommige landen over de streep trekken, denkt Van Veldhuizen. Zijn internationale juristen wel op de hoogte van haar onderzoek? Binnenkort wel. Het verschijnt namelijk in ‘The Hague Yearbook of International Law’, een hoog aangeschreven blad voor internationale juristen.
Uitgekauwd
Uiteindelijk kreeg ze voor haar scriptie een prijs: een groot succes dus. Maar het proces ernaartoe was dat niet altijd. “Het moeilijkste vond ik het kiezen van een onderwerp. Je wilt niet iets dat al uitgekauwd is, maar ook niet iets nieuws dat nog onduidelijk is.” Toch maakte van Veldhuizen eerst zelf die ‘fout’. Ze koos een onderwerp dat al veelvuldig behandeld was. “Maar toen ik die blogpost las, voelde ik meteen een klik. En dus switchte ik van onderwerp en begeleider.” De hoofdvraag en structuur waren het lastigst. “Toen de eerste stap eenmaal was gezet, ging ik als een machine.” Op de helft van haar scriptie was ze al over het maximum aantal woorden heen. “Mijn begeleider zei: ‘Gewoon zo doorgaan. Aan het einde kijken we wel of er iets uit moet.’ Blijkbaar was alles wat ik had geschreven dus belangrijk.”
Washington
Nu geeft Van Veldhuizen zelf les aan studenten van de bachelor European Law School. En ze begeleidt bachelorstudenten die een scriptie over internationaal recht schrijven, ook die van Nederlands recht. Maar dat is nog niet alles. Als student deed ze ooit mee aan de Philip C. Jessup International Law Moot Court Competition, een pleitwedstrijd waarin rechtenstudenten van verschillende universiteiten het tegen elkaar opnemen. Daarin vertegenwoordigen ze landen in een fictieve zaak voor het Internationale Gerechtshof. Nu staat Van Veldhuizen aan de andere kant: als coach van de deelnemers uit Maastricht. “We zijn door naar de internationale ronde." Inmiddels zit het team daarom in Washington.