Vorig jaar verscheen er een aardig boek over ‘50 jaar Universiteitskrant Groningen’. Daarin werd de UK “het eerste moderne en onafhankelijke universitaire weekblad in Nederland” genoemd. Dat zou best wel eens kunnen kloppen (ofschoon het Amsterdamse Folia Civitatis al veel langer onafhankelijk was, maar misschien toen nog niet zo modern…). Het staat in een hoofdstuk onder de titel ‘Op de golven van de democratisering’.
Dat laatste is hier een tweeledig begrip. In die jaren - eind ’60, begin ’70 - was er sprake van externe democratisering van de universiteiten: een enorme toestroom van studenten uit alle lagen van de bevolking. En er was de interne democratisering, die van het bestuursmodel, met de introductie van universiteits- en faculteitsraden. Daar was een harde strijd aan voorafgegaan, met her en der bezettingen van universiteitsgebouwen, totdat uiteindelijk de zaak wettelijk werd geregeld.
De komst van de raden en de opkomst van onafhankelijke universiteitsbladen liep min of meer parallel. Dat was geen toeval: het adagium dat een democratisch georganiseerde gemeenschap niet zonder vrije pers kan, werd breed onderschreven.
Statuten
In Maastricht gebeurde alles wat later, daar bestond destijds de universiteit nog niet eens, maar eind jaren ’70 en begin jaren ’80 kreeg dit model ook hier voet aan de grond. Evenmin zonder slag of stoot: de eerste bestuurders hadden helemaal niet zoveel op met een U-raad, of een onafhankelijk blad. Maar beide kwamen er en werden in de beleving van velen min of meer natuurlijke bondgenoten: allebei controleerden ze de macht tenslotte.
Nee, geen twee handen op een buik, dat nu ook weer niet. Observant had UK als voorbeeld genomen, de Groningse statuten werden min of meer overgenomen, met de nadruk op de onafhankelijkheid van het blad. De strekking: Observant diende een pluriform geluid te laten horen en geen spreekbuis te zijn voor welke (belangen)groep in de universiteit dan ook. Dus niet voor het college van bestuur, niet voor de raad. Voor niemand. Mede daarom werd het blad ondergebracht in een stichting zodat er geen directe gezagsrelatie met het college was.
Er was ook animositeit tussen U-raad en universiteitsblad. We hadden het vaak over dezelfde onderwerpen, we volgden elkaar op de voet, de rollen waren uiteraard verschillend maar toch: er was een soort connectie.
Toen onderwijsminister Ritzen in ’97 de universitaire democratische bestuursstructuur danig uitkleedde, protesteerden de raden overal heftig, ook in Maastricht. Observant schreef erover. De hooglopende conflicten met het college van bestuur over de interpretatie van de nieuwe bepalingen, hoeveel macht de U-raad nog werd gelaten: we schreven erover, maakten ruimte voor opiniestukken.
En als bestuurders binnen de UM het in hun hoofd haalden om te willen knagen aan de redactionele onafhankelijkheid, of probeerden om hetzelfde te bereiken door in het budget van Observant te snijden; dan was er altijd wel de U-raad die bereid was daar een stokje voor te steken. Dat gold heel lang voor alle geledingen in de raad: studenten, ondersteunend personeel en zeker ook het wetenschappelijk personeel. Al had elk van die groepen van tijd tot tijd ook wel eens last van het blad, stond er iets in wat ze niet goed uitkwam.
Stil
De vraag is nu: is die tijd definitief voorbij? Hebben U-raadsleden het besef verloren dat ze een democratisch orgaan vormen en dat democratie zonder vrije pers, zie Poetin, onbestaanbaar is? Want o, wat bleef het stil, de afgelopen tijd toen onverlaten de online verschijning van Observant onmogelijk maakten met een ddos-aanval en die later met veel tamtam opeisten omdat Observant ‘transfoob’ (en nog wat erge dingen) zou zijn. Dat verwijt is op zichzelf al weinig precies, intellectueel nogal lui en in dit verband sowieso onzinnig, maar stel dat? Stel dat Observant inderdaad artikelen met een ‘transfobe’ inhoud zou publiceren, is dat dan een reden om een blad het zwijgen op te leggen? Met cyberterreur, brute digitale kracht? Is een vrije pers niet een bijna heilig uitgangspunt? Dienen ‘foute’ publicaties niet bestreden te worden met andere publicaties? Debat, ingezonden brieven, opinieartikelen?
Retorische vragen zou ik zeggen. Maar neuh, kennelijk niet voor de huidige U-raad. Zelfs niet voor de wp-geleding. Die in al die ruim dertig jaar dat ik de raad als journalist volgde, zich bij principiële punten nooit de kaas van het brood liet eten. Die altijd het zwaartepunt van de meningsvorming voor haar rekening nam. Maar die nu verstrikt lijkt in ofwel onoplettendheid annex desinteresse, ofwel op het glibberige pad is beland van ‘ze zullen het er wel naar gemaakt hebben’. Of is het angst om zich uit te spreken?
Het is hopen op betere tijden.
Wammes Bos, oud-redacteur Observant